bleken versperringen aanwezig, die verdedigd werden door een stuk pag. van ÏI-1 R.W. en de beide sectiën van l-II-l R.W., die naar de westrand van Dor drecht waren gezonden (zie blz. 141). Voorts bleek, dat de brug slechts naar 's vijands zijde kon worden opgehaald maar daarbij het schootsveld van het pag. geheel weg zou nemen. Telefonisch meldde de luitenant een en ander aan de Kantonnementscommandant, van wie hij toestemming verkreeg, weder naar zijn oorspronkelijke stelling terug te gaan. Juist op dit ogenblik verscheen luitenant Davidson, die het gebeurde bij de Spuibrug mededeelde. Van barricade tot barricade gingen de luitenant Plasschaert en de bij zijn detachement aanwezige sergeant-majoor-timmerman Van Vlierden met hun mannen weder langs de Achterhakkers en de Sluisweg naar voren. Het stuk pag. kwam in stelling achter een tevoren gebouwde zware barricade op de Achterhak kers, daar het stuk pag. van II-1 R.W. van achter de brug de Sluisweg bestreek. Plotseling barstte van alle zijden vuur los. De onverschrokkenheid van sergeant majoor Van Vlierden voorkwam een wanordelijke vlucht der oprukkende man schappen en deed deze ordelijk, elkaar met vuur dekkende, teruggaan. De soldaat azewindus van de 2e Depot Comp. Pont., die zich ook tijdens de vorige gevechts- dagen steeds had onderscheiden, bleef aan 's vijands zijde van de brug met een lichte mitrailleur in stelling tot de anderen over de brug waren. Ook luitenant Plasschaert had zich hierheen begeven. Even later werd de bediening van het pag. door hevig granaat- en mitrailleurvuur uit een vijandelijke vechtwagen teruggedreven onder achterlating van het stuk. Teneinde te voorkomen dat dit in 's vijands handen zou vallen, reed de luitenant met de sergeant-majoor en soldaat P. Boom, die zich daartoe vrijwillig aanboden, onder een kogelregen in een Ford-twoseater naar voren. Zij bereikten het stuk pag., dat echter juist op dit ogenblik door een granaat werd vernield. Daar het pleintje voor de brug onder hevig vuur lag, zowel van de vechtwagen als van de brugbezetting, was terugtrek ken onmogelijk. De drie dapperen verborgen zich in een kelder maar moesten zich in de loop van 14 Mei door de honger gedreven aan de Duitsers overgeven. Zodra de voorste der langs de Sluisweg oprijdende vechtwagens in het zicht van het achter de brug opgestelde stuk pag. kwam, gaf dit een schot af. Gelijktijdig verscheen onverwacht een vechtwagen uit de richting van de Achterhakkers, die flankerend het vuur opende. Het tweede schot vernielde het stuk pag., doodde één der bedieningsmanschappen en verwondde enkele anderen. De thans weerloos geworden verdedigers stoven onder het vuur der vechtwagens uiteen.1) Wellicht omdat de nauwe straten, die van de brug af de stad invoeren, grondig waren versperd, drongen de vechtwagens niet in de binnenstad door. Een gedeelte der door de pantseraanvallen van de bruggen verdreven verdedigers vluchtte naar het Papendrechtse veer. Overste Mijsberg, dit bemerkende, snelde met twee officieren daarheen en wist met het pistool in de vuist de paniek te bezweren en de vluchte- 147 Deze voorstelling van zaken berust op het ooggetuigeverslag van twee sergeanten der ponton niers, die kort voor de aanval bij de Zuider Sluisbrug aankwamen. Zij logenstraft de bewering, die de ronde heeft gedaan, als zou de tweede vechtwagen in de rug der verdedigers, d.w.z. aan de eigen ztjde van de Spuihaven, zijn verschenen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 167