lingen naar hun onderdelen te doen terugkeren. Voorts deed hij het bij de Noorder-
brug opgestelde stuk pag. tijdelijk bij het Papendrechtse veer in stelling komen
om eventueel doorgebroken vechtwagens op te vangen.
Geleidelijk keerden orde en rust enigszins terug. Het moreel der wielrijders
had echter door de vechtwagenaanvallen, waarvan herhaling was te verwachten en
waartegen zij zich niet opgewassen gevoelden, alsmede door het alom verbreide
denkbeeld van verraad zeer geleden. Met het oog op mogelijke herhaling van de
pantseraanvallen werden verschillende toegangswegen met K-rollen en door het
dwars zetten van voertuigen versperd, werden handgranaatpakketten gemaakt en
de bruggen opnieuw bezet. De luitenant Beernink van het detachement Biesbosch
der 3e Comp. Torp., die de Vriesebrug opnieuw bezette, deed de klep van deze
brug thans openen. Luitenant Van der Wijck van 3-II-K.R.A. trachtte het brugdek
van de Johan de Wittbrug met springstof der wielrijders te doen vernielen,
hetgeen slechts zeer onvolledig gelukte. Een op last van C.-I-2 R.W. door twee
sergeanten der pontonniers ondernomen poging om deze brug met uit Papen-
drecht gehaald trotyl op te blazen, kwam niet meer tot uitvoering. Evenmin
gelukte het, de naar 's vijands zijde opengaande Zuider Sluisbrug te vernielen.
Het uitleggen van de K-rollen bemerkende, gaf de Kantonnementscommandanc,
die zich na het doordringen van de vechtwagens over de Vriesebrug naar zijn
commandopost in het postkantoor moet hebben gespoed, bevel doorgangen open
te laten voor het verkeer van eigen voertuigen. Hij gaf daarbij te kennen, nog steeds
niet aan de aanwezigheid van Duitse vechtwagens te geloven en voegde de officieren
der wielrijders de woorden toe: jullie ziet spokenHet reeds zo grote wantrouwen
tegen de Kantonnementscommandant kreeg hierdoor nieuw voedsel, zodat de
B.Cn der wielrijders en hun officieren besloten, geen bevelen van overste Mussert
meer op te volgen.
Intussen was reeds sedert enige tijd het besluit genomen, Dordrecht te ontrui
men. Toen C.-Lt.Div. op het Kantonnementsbureau te Dordrecht het lot van de
oostelijke aanvalsgroep vernam (zie blz. 129), oordeelde hij het onraadzaam de
strijd om Dordrecht verder voort te zetten. Op zijn telefonisch verzoek kreeg hij
van C.-Vg.Holland toestemming, Dordrecht te ontruimen en zijn troepen terug
te nemen op de noordelijke oever van de Merwede. Hij gaf daarop aan de Kanton
nementscommandant de beschikking, behalve over de onderdelen van het Depot
Pont. en Torp., over Staf-2 R.W., II-l R.W., II-2 R.W. en het M.E.-Lt.Div.
met de opdracht zolang stand te houden tot de overige troepen het Eiland van
Dordrecht zouden hebben ontruimd en daarna eveneens terug te trekken.
Aan de C. van de oostelijke aanvalsgroep deed C.-Lt.Div. de reeds bekende
opdracht toekomen, met het overschot zijner troepen over Wantij en Merwede
terug te trekken en stelling te nemen ter weerszijden van de spoorbrug bij Slie-
drecht. Vervolgens verliet hij omstreeks 10.00 met zijn staf over het Papendrechtse
veer het Eiland. Hij belastte C.-2 R.H.M., wiens regiment nog steeds niet verenigd
was, met het ter plaatse regelen van de overtocht der troepen en begaf zich naar
Wijngaarden, teneinde aldaar zijn commandopost te vestigen. Toen de staf bij
aankomst alhier door een vijandelijk vliegtuig werd beschoten, besloot kolonel
148