Van der Bijl de commandopost naar Molenaarsgraaf te verplaatsen. Te 18.45 trachtte hij telefonisch de Kantonnementscommandant te Dordrecht te bereiken, teneinde deze op te dragen met de troepen uit Dordrecht terug te gaan op de noordoever van de Merwede. Daarna moest C.-2 R.W. bij Papendrecht de ver dediging organiseren tussen het zuidelijk uiteinde van het eiland (Sophiapolder) aan de Noord en pl. 319 (ongeveer het oostelijk einde van Papendrecht) aan de Merwede. Het gelukte echter niet de Kantonnementscommandant te bereiken; wel werd telefonisch verband met C.-2 R.W. verkregen, die opdracht kreeg het bevel aan eerstgenoemde over te brengen (zie bijlage VII). C.-2 R.W. gaf daarop bevelen voor de terugtocht zijner troepen over het Papendrechtse veer, welke omstreeks 19.00 aanving. Met behulp van de auto's der Comp.Pont. werd om dit veer een versperring gebouwd, teneinde bij een vijande lijke doorbraak als laatste reduit te kunnen dienen. De bruggen bleven tijdens de overtocht beveiligd door pag. en zw.mitr., waarbij de Comp. Pag. van II-1 R.W. die, zoals vermeld, twee stukken had verloren, werd versterkt met het stuk pag. van de 3e Depot Comp. Pont. Hoewel berichten binnenkwamen, dat in het Park Merwesteijn en het Oranjepark vijandelijke vechtwagens, motorrijders en infan terie op auto's werden samengetrokken en verder zuidelijk artillerie in stelling werd gebracht, verliep de overtocht ongestoord. De le en 2e Depot Comp.Pont., die zich onder bevel van C.-II-2 R.W. hadden gesteld, gingen met dit bataljon over. Ook de vuurmond van 4-II-K.R.A. van de Johan de Wittbrug sloot zich bij de terugtocht aan. De Kantonnementscommandant, van de terugtocht verwittigd, weigerde aan vankelijk zich hierbij aan te sluiten en gelastte de Commandanten der 3e Depot Comp.Pont. en Depot Comp. Torp. tot de laatste man stand te houden. Enige tijd later verleende hij deze echter toch toestemming aan de terugtocht deel te nemen. C.-3e Depot Comp. Pont. deed tevoren een grote hoeveelheid trotyl, die in een loods was opgeslagen, onder leiding van een opperschipper in het water werpen. Op 14 Mei omstreeks 3.00 voer de laatste pont, bemand met een stuk pag. van Iï-l R.W. en twee zware mitrailleurs over. Behalve een vrij groot aantal achter blijvers, die van hun onderdeel waren afgeraakt en ten dele van uitputting waren ingeslapen of van de terugtocht niets hadden bemerkt, alsmede vele rijwielen, kwamen troepen en materieel behouden op de noordelijke Merwedeoever aan. De beide ponten werden daarna aan de Papendrechtse oever tot zinken gebracht. De gelederen waren zeer gedund, zoals uit het volgende blijkt. Bij II-1 R.W. had de le Compagnie alle officieren verloren (één gesneuveld, één gewond en één gevangen genomen); vele manschappen werden vermist en het overschot werd gecommandeerd door vaandrig W. F. E. Tausch; de 2e Compagnie bestond nog steeds slechts uit een commandogroep en één sectie, waarvan de commandant buiten gevecht was gesteld; bij de 3e Compagnie was één der drie officieren vermist; de M.C. telde nog slechts één stuk; de C.Pag. had nog drie stukken over. Van de vijftien combattante officieren, waarmede de strijd te Dordrecht was begonnen, had het bataljon er zes verloren. 149

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 169