rassende duikaanval op 2-II-23 R.A., waarbij vier bommen werden afgeworpen, die de bediening tegen de grond slingerden, doch geen schade aanrichtten. Deze eerste poging om de batterijen van Groep Kil door een luchtbombardement tot zwijgen te brengen bleef dus zonder resultaat. 6 Bt.Lu.A. (waarin het over het Hollandsch Diep gekomen personeel van 19 Bt.Lu.A. was opgenomen) voerde onder bevel van res. Ie luitenant D. van Bekkum uit haar stelling bij Strijen de luchtverdediging. Ook zij kon geen aan vulling van munitie verkrijgen en moest derhalve de uiterste soberheid betrachten, zodat het vuur slechts werd geopend op zeer nabije lonende doelen. Uit de batterij zag men op 10 Mei zes en op 11 Mei drie vijandelijke vliegtuigen neerstorten. Eén hiervan kwam in de morgen van 10 Mei omstreeks 7.30 bij Westmaas neer; de vier inzittenden geraakten in gevecht met een autopatrouille van vier man uitge zonden door de Commandant van de 3e en 4e Sectie der XI Zoeklichtafdeling, van welke patrouille twee man sneuvelden. De Duitsers ontsnapten in de auto, doch werden enige tijd later gevangen genomen door een patrouille uit het Staf kwartier van de Groep Kil onder sergeant A. A. W. de Graaf. De zoeklichten kwamen als zodanig niet in werking, aangezien de Commandant der Luchtverdediging verboden had te schijnen. De Groepscommandant trachtte de zoeklichten daarop in de nacht van 11/12 Mei en 12/13 Mei te doen benutten bij de verdediging van de Kil en de Oude Maas, doch een daartoe gunstige op stelling werd slechts gevonden bij 's-Gravendeel, waar twee zoeklichten de Wiel- drechtse oever beschenen. In de namiddag van 11 Mei omstreeks 16.00 meldde C.-6 Bt.Lu.A. de Groeps commandant, dat de batterij nog slechts munitie over had voor het afweren van directe aanvallen en dat de telefonische verbinding met de Kringcommandant was verbroken. De Groepscommandant nam de batterij daarop onder zijn bevel, trok haar aan naar Maasdam en droeg de commandant de volgende dag op, in stel ling te komen tot afweer van eventuele rechtstreekse aanvallen op Puttershoek, 's Gravendeel of Maasdam. Op 13 Mei bij het aanbreken van de dag was de batterij weder tot vuren gereed. Inmiddels waren pogingen om munitieaanvulling te krijgen onverpoosd voort gezet. In de behoefte aan infanteriemunitie was ten dele voorzien, doordat in de namiddag van 10 Mei een vrachtauto, bemand met een viertal vrijwilligers van St.K.-Groep Kil, er in was geslaagd over Brielle en Maassluis de vaste wal te bereiken, dwars door het gevechtsterrein van Zuid-Holland naar Halfweg te rijden en op 11 Mei 9.25 met 100 kisten (192.000) patronen voor geweren en lichte mitrailleurs, 6.000 revolverpatronen en 9600 pistoolpatronen te Puttershoek terug te keren. Echter bevonden zich hierbij geen munitie voor de beide in de Groep aanwezige mortiersectiën en voor de zware mitrailleurs en geen handgranaten. Op 11 Mei te 22.15 ontving de A.C.-Groep Kil bericht, dat munitie voor het geschut van 7 veld per schip uit Gorinchem via Merwede en Dordsche Kil zou 165 pe reden hiervan was, dat er geen herkenningssein van de Engelse vliegtuigen bekend was, zodat het bij nachtelijk vuur onmogelijk zou zijn, deze van de Duitse vliegtuigen te onderscheiden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 185