11 Mei als groepsreserve te Maasdam bevond. Zij kreeg daarmede gelegenheid,
zich te rehabiliteren na haar ontijdige terugtocht in de morgen van 11 Mei. De
Groepscommandant verstrekte aan de compagniescommandant, kapitein Manders,
de volgende opdracht
C.-4-3 G.B. trad onder bevel van C.-III-34 R.I., majoor Houtman; het bruggen
hoofdje was te 10.40 bezet.
Nadat de compagnie haar opstelling had ingenomen, kreeg zij opdracht te ver
kennen in de richting Amstelwijck en dit, indien het onbezet werd bevonden,
onverwijld te bezetten. Tot dit laatste is het echter niet gekomen door onzekerheid
omtrent het optreden der Lt.Div. In de nabijheid van het veer viel een artillerie
projectiel; blijkbaar hield de vijand dit punt onder storend vuur. 2-1-23 R.A.
bereidde afsluitingsvuur ter ondersteuning van het bruggenhoofdje voor op de
kunstweg, die uit het oosten op Wieldrecht aanloopt, te openen op verzoek van
C.-4-3 G.B.
De stelling van 4-3 G.B. was nog slechts ruim een uur bezet toen uit de richting
van Dordrecht een aantal motorrijders naderde, die men aanvankelijk voor
Duitsers aanzag en onder vuur nam. Helaas veroorzaakte dit zeven gesneuvelden
en enkele gewonden. Het vuur werd gestaakt, toen men bleek te doen te hebben
met een uit Dordrecht doorgebroken gedeelte van 2 R.H.M. De overgebleven
huzaren-motorrijders werden daarop overgezet naar 's-Gravendeel en door
C.-III-34 R.I. bij de troepen aldaar ingedeeld. De sectie der compagnie, die front
zuid maakte, geraakte in gevecht met vijand, die aanvankelijk uitweek, doch in de
namiddag de sectie met een verlies van een gesneuvelde en verscheidene ge
wonden op de dorpsrand terugdrong.
Het storende artillerievuur op Tweede Tol had ten doel, het daar ontdekte
vijandelijke bevelscentrum uit te schakelen; het werd te 9.00 door één der batterijen
van 1-23 R.A. ingeleid met een vuurstoot van drie minuten. Tot een voortgezet
storend vuur werd echter nog niet overgegaan, aangezien uit telefonische mede
delingen van 2e luitenant Ruige van 14 C.Pn. en van C.-II-l R.W. de indruk
werd verkregen, dat de aanval der Lt.Div. niet vorderde en dat allereerst artillerie
vuur nodig was om de vijandelijke weerstand ten oosten van de bruggen Dordrecht/
Zwijndrecht, in de wijk Krispijn en bij Zeehaven te onderdrukken. Voorts dwong
de slinkende munitievoorraad tot spaarzaamheid.
Te 9.32 en te 11.10 gaf 2-1-23 R.A. vuurstoten af op de veelsprong 500 m
ten noorden van de Zeehaven. Deze batterij was in de nanacht van 11/12 Mei
achterwaarts van stelling veranderd naar een boomgaard ten noordwesten van
's-Gravendeel in verband met het geringe aantal nog aanwezige brisantgranaten
met verminderde lading. Het voornemen om bedoeld punt onder vuur te houden
tijdens de opmars van de rechtervleugel der Lt.Div., die daarbij om dit punt zou
heentrekken en door dit vuur worden gedekt, kwam door het stokken van deze
opmars niet tot uitvoering.
169
„Overschrijd bij 's-Gravendeel de Kil en vorm te Wieldrecht een bruggenhoofdje teneinde de
Lt.Div., die uit het oosten zal oprukken, te steunen."