in de avond van 12 Mei verschijnselen van oververmoeidheid begonnen voor ie doen; kanonniers vielen tijdens het vuren bij de stukken in slaap. Ook bij Wieldrecht nam de gevechtswerkzaamheid tegen het eind van de middag toe. Te 19.40 werd 4-3 G.B. door betrekkelijk sterke krachten uit oostelijke rich ting aangevallen, waarbij een vrij hevig vuurgevecht ontstond. Met steun van 2-1-23 R.A., welke batterij op grond van de meldingen van de artilleriewaarnemer op de toren van 's-Gravendeel te 19.45 en te 20.37 voor Wieldrecht afsluitingsvuur afgaf, werd de aanval afgeslagen. Te 22.55 deed de A.C. de batterijen van 1-23 R.A. van stelling veranderen met behoud van hun hoofdrichting; 2-1-23 R.A., thans weder voorzien van brisantgranaten met verminderde lading, nam de oude op stelling in de noordrand van 's-Gravendeel weer in. Onder deze gevechtsacties had C.-Groep Kil niet opgehouden naar vermogen stimulerend te werken op de aanval der Lt.Div. Te 18.45 had hij de op blz. 119 vermelde beslissing genomen betreffende de vervanging van de Kantonnements- commandant te Dordrecht, die later in de avond echter door C.-Vg.Holland werd tenietgedaan, waarbij deze tevens bepaalde, dat de Kil de scheidingslijn zou vormen tussen de Groep Kil en de Lt.Div. (zie blz. 121). Een enigermate helder inzicht in de stand van zaken te Dordrecht en op het Eiland van Dordrecht kon op de commandopost van de Groep Kil niet worden verkregen, zodat men in grote spanning bleef verkeren, tot de Chef van de Staf der Groep Kil te 23.45 eindelijk telefonisch contact kreeg met de Chef van de Staf der Lt.Div. (zie verder onder d. op blz. 180 e.v.). De verdediging aan de Oude Maas, die de flankdekking vormde van het front aan de Dordsche Kil, was aan C.-3 G.B. opgedragen, aan wie te 6.30 het als Bijlage IX opgenomen bevel was verstrekt. Hij moest met zijn bataljon (min 4e Comp.) de Oude Maas verdedigen van en met Kuipersveer (ten westen van Puttershoek) tot en met Heinenoord, met het zwaartepunt tegenover de hefbrug bij Baren- drechtscheveer, daarbij onvoorwaardelijk standhouden en de troepen zich in de dijken doen ingraven. 1-II-23 R.A. was onder bevel van C.-3 G.B. gesteld. Hoewel het bij de brug nog steeds aanwezige Detachement Van Urk ter beschik king bleef, werd dit in het bovenbedoelde bevel niet genoemd. C.-3 G.B., majoor Reijers, bepaalde zich - in strijd met de strekking van het bevel - vrijwel tot het bezetten van de hefbrug bij Barendrechtscheveer en on middellijke omgeving daarvan en liet zijn le en 3e Compagnie (waarvan de ge vechtskracht gering was) in tweede lijn met het front naar het oosten en westen (zie schetskaart nr Z. 13). Zijn verzoek aan de Groepscommandant om versterking kon uiteraard niet worden ingewilligd, daar het Oude Maasfront, waar de geringste activiteit heerste, naar verhouding het minst zwak was bezet. De in bovengenoemd bevel vervatte opdracht om geweren en munitie uit Heerjansdam te doen ophalen, werd uitgevoerd door een patrouille onder bevel van sergeant A. C. Hartog van 4-V Aut.Bat. Op bevel van C.-3 G.B. loste 1-II-23 R.A. af en toe een schot, teneinde de vijand aan de overzijde van de hefbrug te verontrusten. Toen de Bt.C. meende, dat zijn batterij door een vijandelijk vlieg tuig was ontdekt, deed hij haar met mankracht weder van stelling veranderen. 176

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 196