waargenomen. Na verkregen machtiging van de A.C. opende de rechterbatterij
van 25 Afd.A. hierop met directe richting het vuur, terwijl te 12.30 ook 2-II-23
R.A. met twee vuurstoten tegen deze batterij werd ingezet.
Inmiddels was het tijdstip (5.20), waarop de aanval der Lt.Div. op Tweede Tol
kon worden verwacht, reeds lang verstreken. De Groepscommandant had op dit
uur nog niets van die divisie vernomen, zodat hij het tijdstip voor de aanval op
Amstelwijck tot nader bevel uitstelde; dit was te meer noodzakelijk omdat voort
durend vijandelijke vliegtuigen over de omgeving van het pontveer bleven scheren
en het overzetten dus tot een hachelijke onderneming maakten. Te 6.20 telefoneerde
de Chef van de Staf der Lt.Div., majoor Coers, dat C.-Lt.Div. geen verbinding
meer had met de op het Eiland van Dordrecht ingezette gevechtsgroep. Kapitein
Calmeijer stelde zijn collega in kennis met het namens de O.L.Z. ontvangen bevel,
de Moerdijkbruggen te beschieten, deelde mede, dat één batterij (3-1-23 R.A.)
nog steeds storend vuur op het complex Tweede Tol bracht en dat een aanvals
groep klaar stond om bij Wieldrecht uit te breken, zodra C.-Lt.Div. zou mede
delen, zijnerzijds eveneens op te rukken. Dit was het laatste contact met de Lt.Div.
Te 7.00 belde kapitein Calmeijer het Hoofdkwartier van de Vesting Holland op,
gaf een uiteenzetting van de toestand en deelde als zijn mening mede, dat het enige
middel om de toestand op het Eiland van Dordrecht nog te redden bestond in hei
inzetten der Nederlandse pantserwagens, vóórdat het gros der opmarcherende
Duitse pantserdivisie de bruggen bij Willemsdorp zou hebben overschreden.
Te 7.20 herhaalde hij dit nog eens tegen de Sous-Chef van het A.H.K., kolonel
van de Generale Staf Van Alphen, toen deze zich telefonisch van de stand van
zaken op de hoogte stelde.
Inmiddels werd een ander middel beproefd om de Duitse opmars te stuiten
en wel het klassieke vaderlandse middel: het water.
De Gr.A.C. kreeg van de hoofdopzichter van het Waterschap Hoeksche Waard,
de Heer C. F. Sepmeyer, te 's-Gravendeel de inlichting, dat de mogelijkheid
bestond, de Oude Beerpolder op het Eiland van Dordrecht met inbegrip van de
verkeersweg, te inunderen door het sluisje bij het electrisch gemaal tegenover
De Wacht te vernielen. Nadat dit de Groepscommandant was gemeld, vroeg en
verkreeg deze te 8.20 van de O.L.Z. de vereiste toestemming. 2) C.-I-23 R.A.
kreeg onmiddellijk daarop bevel, de sluis met een enkel vooruitgeschoven stuk te
vernielen. Deze niet eenvoudige taak werd opgedragen aan een stuk van 3-1-23
R.A. met als vuurleider cadet-vaandrig W. H. van Haarsma Buma. Deze nam op
stelling aan de Kildijk, terwijl het stuk onder vijandelijk vuur over de open dijken
in stelling werd gebracht. Te 10.50 waren 40 granaten verschoten en 25 vol
treffers verkregen, doch het stuk stond niet recht genoeg tegenover de sluis, zodat
184
De pantserwagens konden op dat tijdstip niet beschikbaar gesteld worden, doch het is twijfel
achtig of zij iets tegen het Duitse pantserafweergeschut en de Duitse vechtwagens hadden kunnen
uitwerken.
2) Het voorschrift Velddienst schreef voor, dat in de waterstaatkundige toestand van het terrein
geen verandering mocht worden gebracht, tenzij op last of met machtiging van de O.L.Z.