Majoor Reijers deed door een sectie van de le Compagnie de weg van Blaak naar het noorden afsluiten en de auto's en de trein van 3 G.B. naar Klaaswaal zenden, teneinde bij Blaak opstopping en paniek te voorkomen. Deze treinen hebben te Mijnsheerenland, waar de munitiecolonne reeds stond, een wanordelijke toestand veroorzaakt. De luitenant-adjudant reed zonder toestemming van zijn B.C. met die trein mede en raakte volkomen over zijn zenuwen heen. De Commandant van de munitiecolonne vond in de mededeling van een der officieren van de trein van 3 G.B., waarbij zich behalve de luitenant-adjudant ook de verplegingsofficier en de bataljonsarts bevonden, aanleiding om met zijn co lonne over Oud- en Nieuw-Beijerland en het veer bij Hekelingen weg te rijden naar Heenvliet (5 km ten westen van Spijkenisse). Bij de commandopost van C.-3 G.B. verschenen vervolgens delen van de 2e en 3e Compagnie, die niet meer over bruikbare lichte mitrailleurs beschikten, terwijl de B.C. daarbij ook geen zware mitrailleurs of mortieren ontdekte. Hij vernam, dat er verliezen waren geleden en achtte de teruggestroomde troep niet meer in staat, om opnieuw ingezet te worden. Wat had zich bij die voorcompagniëen afgespeeld? De opstellingen aan de rivier lagen voortdurend onder vijandelijk vuur van mitrailleurs en mortieren. Van de ten oosten van de brug opgestelde sectie zware mitrailleurs waren de sergeant-majoor-sectiecommandant W. J. Becht en een van zijn stukscommandanten door mortiervuur gedood. Nadat tussen 18.30 en 19.00 schepen op de Oude Maas waren waargenomen, varende in westelijke richting, was een viertal Duitse pantserwagens al vurende de Barendrechtse brug opgereden. Drie dezer wagens werden echter door het voorste stuk pag. onder vaandrig J. Groeneveld vernield, waarna de bemanning, toen deze de wagens trachtte te verlaten, door vuur van de zware mitrailleurs werd neergelegd. De schutter van het stuk pag., soldaat A. v. d. Boom was gesneuveld; zijn laatste uitroep was geweest „Wilhelmus van Nassauwe"een sergeant en een soldaat hadden een shock gekregen. Van de beide sectiën van de 2e Compagnie op de oostvleugel van het bataljon hadden kort tevoren de sectiecommandant, res. 2e luitenant R. T. Walther Boer, en vaandrig P. de Jonge zich (hoewel hun dit door een adjudant-onderofficier van de 3e Compagnie was ontraden) tezamen in oostelijke richting begeven om (naar zij later hebben medegedeeld) een verkenning te gaan uitvoeren naar Kuipersveer, waar zij een overtochtspoging der Duitsers vermoedden. Aangezien de compagnies commandant zich vrij ver verwijderd van zijn compagnie ophield, waren deze sectiën toen geheel zonder leiding en toezicht. Nadat een deel daarvan reeds had getracht de opstelling te verlaten langs de sergeant-S.C. op de rechtervleugel van de 3e Com pagnie, doch door deze waren teruggezonden naar hun opstelling, was onder die sectiën paniek uitgebroken als gevolg van het vuur van de pantserwagenszij waren toen dwars door het terrein teruggetrokken en een gedeelte kwam terecht in Blaak, de rest in Mijnsheerenland. Dat de pantserwagenaanval was afgeslagen, hadden zij niet bemerkt. De Commandant der 3e Compagnie, kapitein Verhulst, was te voet op weg van Blaak, waarheen hij zoals medegedeeld bij vergissing ontboden was, naar zijn 196

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 216