Hij zond de le Compagnie met een sectie pag. met veiligheidsmaatregelen per
rijwiel naar Mijnsheerenland en volgde zelfbij de achterhoede; hij kwam aldaar te
23.00 aan, sloot de wegen naar het noorden en oosten af en trachtte verbinding te
krijgen met C.-Groep Kil, hetgeen noch via het Gemeentehuis, noch via militaire
verbindingen (die niet gebruiksklaar bleken) gelukte. Hij zond daarop twee motor
ordonnansen via Westmaas-Maasdam naar Puttershoek met een schriftelijk
bericht voor C.-1-II-23 R.A. en C.-Groep Kil. Beide ordonnansen keerden terug
met de mededeling, dat zij de batterij in Puttershoek niet hadden kunnen vinden.
Bovendien geraakte de artillerie-officier-inlichter van de batterij in de duisternis te
water en zo bleef C.-1-II-23 R.A. onkundig van wat zich bij 3 G.B. had afgespeeld.
Majoor Reijers besprak vervolgens met zijn C.Cn. de maatregelen voor het in
nemen van een opstelling ten noorden van Westmaas, toen hij contact kreeg met
zijn adjudant, die zich te Klaaswaal bleek te bevinden tezamen met de bataljons
arts, de verplegingsofficier en de Commandant van de Sectie Aut.T. De luitenant-
adjudant deelde mede, dat C.-II-34 R.I. te Klaaswaal hem aldaar verwachtte.
C.-3 G.B. besloot toen (0.30), zonder nadere informatie met zijn bataljon daarheen
af te marcheren daar hij veronderstelde, dat de mededelingen van C.-II-34 R.I.
het gevolg waren van ontvangen bevelen van C.-Groep Kil. Hij realiseerde niet,
dat het loslaten van het hem toevertrouwde vak de flank en rug van de troepen
aan de Kil geheel ontblootte. De doorstane vermoeienissen en het tekort aan slaap,
naast gebrek aan inzicht in de algemene toestand moeten hem parten hebben
gespeeld, anders is zijn besluit moeilijk te verklaren.
C.-II-34 R.I., majoor Soetens, lichtte C.-Groep Spui in; deze droeg hem, na
ruggespraak met C.-Groep Kil (zie blz. 193) op, aan C.-3 G.B. de opdracht te
verstrekken om met het overschot van zijn bataljon stelling te nemen in de lijn
Westmaas-Stougiesdijk aansluitende aan de Binnen Bedijkte Maas teneinde de
vijand, indien deze over de Barendrechtse brug naar het zuiden zou stoten, tot
staan te brengen.
3 G.B. bezette deze stelling in de vroege morgen van 14 Mei met van oost naar
west 3e, le, 2e compagnie, terwijl het pag. de wegen afsloot. De B.C. vestigde zijn
commandopost bij die van C.-11-34 R.I. te Klaaswaal en werd in de loop van de
morgen door C.-Groep Spui aangewezen als Commandant van de opnamestelling
in plaats van de wnd. C.-34 R.I., majoor Götz, om later in deze functie te worden
vervangen door C.-Groep Spui zelf.
Te 12.15 werd in opdracht van C.-Groep Spui aan C.-3-I-39 R.I., kapitein
Van der Meer, te Spijkenisse bevolen, door patrouilles verkenningen te doen
uitvoeren naar Poortugaal en Hoogvliet. Hierbij bleek dat Poortugaal zwak, doch
Hoogvliet sterk bezet was.
De Commandant van de vaartuigendienst te Hellevoetsluis, res.kapitein N. A. H.
Kieken, ontving opdracht om twee vaartuigen door het Voornsche kanaal naar de
Botlek en de Vondelingenplaat te doen varen, teneinde vast te stellen of Pernis in
198
GROEP SPUI