kunnen steunen en om te voorkomen, dat het veer te Hekelingen zou worden verstopt. Aan het laatste gedeelte van dit bevel werd echter geen gevolg gegeven, zodat de lange colonnes van 14 R.A. in de vroege morgen van 14 Mei op de dijken bij Nieuw-Beijerland stonden en de toegangswegen tot het veer versperden. Ook het bijeenbrengen van het overgangsmateriaal voor het overzetten over het Spui verliep niet naar wens. C.-Groep Spui had omstreeks 17.00 de Comman danten der Detachementen vaartuigendienst Haringvliet-oost en Haringvliet-west en de Commandant van het Detachement zinkschepenversperring Hellegaten, de res. kapiteins A. van Unen, N. A. H. Kieken en A. den Engelsen, opdracht doen geven, de mitrailleurs af te staan aan troepen aan de wal, vervolgens het Spui op te varen en zich bij Nieuw-Beijerland gereed te houden voor het overzetten van troepen. Het is niet zeker of deze bevelen goed zijn overgekomen en de comman danten hebben begrepen dat zij voor het overzetten van troepen nodig waren. Bij de ingang van het Spui, waar de detachementen ongeveer gelijktijdig aankwamen (uit Numansdorp alleen al een 40-tal schepen) werd mitrailleurvuur ontvangen van overvliegende Duitse vliegtuigen. Voorts werd hier de uit het Spui komende motor-directieboot „Jan" ontmoet, met aan boord de luitenant Bootsma van de vaartuigendienst van Stafkwartier-Groep Kil. Deze was met de op blz. 190 ver melde schepen uit het haventje van Puttershoek naar Oud-Beijerland gevaren en had op de Oude Maas van de Barendrechtse brug tot Oud-Beijerland bij herhaling van beide oevers vuur ontvangen, in het bijzonder echter van 's vijands zijde bij bedoelde brug. Hier sneuvelde de stuurman van de sleepboot „Bona Spes II", W. Muller, vrijwilliger van de vaartuigendienst. Dank zij de koelbloedigheid van de schippers van de „Jan" en de „Bona Spes II", respectievelijk korporaal Th. Herkemey van de vaartuigendienst en korporaal K. Vermeulen der pontonniers, bereikten deze boten (laatstgenoemde met de twee sleepschepen) de haven van Oud-Beijerland; de overige schepen bleven voor de Barendrechtse brug steken. Aangezien luitenant Bootsma geen nadere bevelen ontving, was hij het Spui doorgevaren en ontmoette hij zodoende de van de andere zijde komende vaartuig en zinkschependetachementen. Volgens rapporten van de commandanten dezer detachementen zou hij hebben verklaard, dat doorvaren naar Nieuw-Beijerland wegens de vele schepen en het vuur van de oevers uitgesloten was. In afwijking van de ontvangen opdrachten besloten de commandanten van deze detachementen na onderling overleg naar Middelharnis over te steken. Ondanks enige luchtaanvallen met mitrailleurvuur en bommen werd deze haven zonder verliezen bereikt. x) Dit 201 Na aankomst te Middelharnis hebben de commandanten nog wel pogingen aangewend om ver binding te krijgen met C.-Groep Spui en de Commandant der maritieme middelen te Hellevoet- sluis, doch dit is niet meer gelukt. Aldus bevonden zich drie kapiteins en twee luitenants, volkomen in strijd met hun orders, te Middelharnis in plaats van te Nieuw-Beijerland. De C. van het Detachement zinkschepenversperring heeft op 14 Mei getracht, met de luitenant uit de Groep Kil en zijn personeel naar Zeeland te gaan, hetgeen niet is gelukt. Hij kreeg tenslotte contact met C.-Groep Kil en is tot de capitulatie te Middelharnis gebleven. De C.-Det. vaartuigendienst Haringvliet-oost is met zijn personeel uitgeweken naar de zuidelijke oever van Overflakkee en vandaar naar Bruinisse op Duiveland waar hij, evenals de overige Neder landse troepen op Schouwen en Duiveland, op 16 Mei in handen van de Duitsers viel. Zijn vaar-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 221