Het Spuifront (14 km) zou onder bevel komen van luitenant-kolonel Stroink
en worden verdeeld in de vakken Zuidland en Hekelingen.
Het Vak Zuidland (8 km) zou worden gecommandeerd door C.-III-28 R.I.,
majoor Van Maanen, met alle nog beschikbare troepen van 28 R.I., zijnde:
3-11-28 R.I., M.C.-II-28 R.I. (min twee sectiën), 111-28 R.I. (waarbij van de
3e Comp. slechts een sectie aanwezig was, terwijl van de M.C. een sectie ontbrak)
en een stuk 6 veld, totaal derhalve ongeveer een bataljon.
Over het vak Hekelingen (6 km) zou C.-III-34 R.I., majoor Houtman, het bevel
voeren met alle nog beschikbare onderdelen van zijn bataljon, zijnde Staf, 3e Comp.
en M.C. (min een sectie), waarbij later te voegen de le Comp., na terugkeer uit de
opnamestelling, totaal derhalve aanvankelijk ongeveer ]/3 bataljon, later bataljon.
Vak Hekelingen zou rechtstreeks gesteund worden door 1-23 R.A., Vak Zuidland
door 1-14 R.A. (vier batterijen).
Het Oude Maasfront ten oosten van het Voornsche kanaal (14 km) kreeg de
naam Vak Spijkenisse en bleef toevertrouwd aan het daar aanwezige detachement
3-1-39 R.I. (min een sectie) met een sectie zw.mitr. en een mortier, welk detache
ment, onder bevel van kapitein Van der Meer, zou worden versterkt met de nog
te Hekelingen aanwezige één en sectie, resp. van 2-1-39 R.I. en 39 Res.Gr.C.,
totaal derhalve een versterkte compagnie. Het was de bedoeling, dat na het terug
nemen van de opnamestelling het Vak Spijkenisse zou worden bezet door een
bataljon. Voor rechtstreekse steun werd aangewezen 11-23 R.A.
De troepen van de voorm. Groep Spui ten westen van het Voornsche kanaal
bleven onder bevel van C.-Groep Hellevoetsluis, majoor Goedhart, belast met het
in eigen handen houden van het veer te Brielle. Aldaar bevonden zich 39 Res.Gr.C.
(min twee sectiën) en een sectie zw.mitr. te Brielle alsmede een sectie van 2-1-39
R.I. te Zwartewaal en Nieuwe Sluis.
De kustbatterijen behielden hun taak. Te Hellevoetsluis bevonden zich nog
C 1-39 R.I., res. majoor A. J. M. Thijssen, de C.M.M., luitenant t. Zee le kl.
F. B. Veenstra, met zijn staf en de sectie marinetroepen.
Uit het bruggenhoofd Willemstad, waarmede de verbinding verbroken was door
het springen van een mijn nabij Numansdorp, kwamen geen berichten meer
binnen. Zoals later bleek, waren des morgens zes a tien Duitse pantserwagens uit
oostelijke richting voor Willemstad verschenen. Daar deze (als herkenningsteken
voor hun vliegers) oranje doeken voerden, heerste aanvankelijk onzekerheid om
trent de identiteit, doch later was een vuurgevecht ontstaan. De pantserwagens
waren daarop naar het zuiden afgedraaid en uit niet verwachte richting voor het
fort De Hel verschenen.
De daar aanwezige res. le luitenant H. G. Robeerst gaf zich met zijn sectie aan
de Duitsers over en werd daarna gedwongen, telefonisch aan kapitein Meijjes
te Willemstad mede te delen, dat deze twee uren tijd kreeg om zich over te
geven en dat bij weigering Willemstad zou worden gebombardeerd. Kapitein
Meijjes had dit bericht te 10.30 ontvangen en te 11.30 tot overgave besloten
waartoe hij zich naar fort De Hel had begeven. Inmiddels hadden velen van de
207