bezetting van de gelegenheid gebruik gemaakt om zich met bootjes naar Numans- dorp te begeven. C.-le Comp. zelf werd door de Duitsers eerst naar Oudenbosch en des nachts naar Rotterdam overgebracht. De Commandant der opnamestelling, kolonel De Brauw, kreeg opdracht, on verwijld verkenningen door rijwielpatrouilles te doen uitvoeren naar de Dordsche Kil en, indien geen vijand van betekenis de Kil mocht hebben overschreden, de punten Strijensas, De Wacht bij Mookhoek, 's-Gravendeel, Puttershoek en Heinen- oord door wielrijderspatrouilles te doen bezetten. Indien de opnamestelling op last van de Brigadecommandant zou worden ontruimd, moest te Nieuw-Beijerland een bruggenhoofd ten oosten van het Spui worden vastgehouden teneinde de mogelijkheid van een uitbreken in oostelijke richting te behouden. De sterkte van dit bruggenhoofd was nog niet vastgesteld, doch gedacht was aan omstreeks een versterkte compagnie. Na de voltooiing der hergroepering en het ontruimen van de opnamestelling zou nog een brigadereserve kunnen worden afgezonderd van omstreeks een batal jon, welke te Abbenbroek zou worden geplaatst. Op grond van de hem reeds mondeling verstrekte aanwijzing had de Brig. A.C., luitenant-kolonel Ziedses des Plantes, reeds in de loop van de middag bevelen gegeven voor het weder gevechtsklaar maken der artillerie. Te 15.30 en 15.45 waren de bevelen uitgegaan naar Cn.-I en -11-23 R.A. Het overzetten en de legering van 1-23 R.A. nam zoveel tijd in beslag, dat zij (behalve één batterij) deze dag niet meer in stelling kon komen. C.-II-23 R.A., majoor Das, bleek onvindbaar en daarom werd C.-25 Afd.A., kapitein Cohen, die met zijn personeel was teruggetrokken en zich op 14 Mei naar Heenvliet had begeven, als wnd. C.-II-23 R.A. aangewezen.1) De 2e Batterij werd uit de opnamestelling aangetrokken, doch moest het veer bij Hekelingen nog over. Te 16.50 had C.-14 R.A., majoor De Wijs, de vereiste bevelen ontvangen op grond waarvan de le Batterij, de enige batterij dezer Afdeling die over het veer was, vóór het vallen van de avond haar stellingname bij Zuidland kon voltooien. De Brigade-munitietrein werd opgesteld bij Abbenbroek. Van hieruit werden de batterijen van 23 R.A. van munitie voorzien, terwijl de infanterie op een aldaar in te richten aanvullingsplaats voor infanteriemunitie werd aangewezen. Aanraking met de vijand bestond op 14 Mei slechts bij de brug te Spijkenisse. Na de weinig geslaagde verkenning die hier op 13 Mei was ondernomen op de 208 Deze Afdelingscommandant vernam des avonds te Hellevoetsluis, dat de wapens moesten worden neergelegd. Hij is daarop met de vaandrigs J. B. C. Arts en J. H. Dolman en zijn oppasser en ver gezeld van de res. majoor van spec, diensten van de intendance W. Spijer van Staf-Zuidfront des nachts naar Middelharnis overgestoken, vervolgens op 15 Mei (zonder de majoor) naar Schouwen en vandaar per politieboot naar Zuid-Beveland. Toen het in Zeeland misging, is hij via Vlissingen, Zeeuwsch Vlaanderen en België naar Frankrijk getrokken en met enige andere Nederlandse detachementen van Cherbourg naar Engeland over gestoken. Deze gegevens zijn ontleend aan een in Engeland ingediend verslag van kapitein Cohen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 228