die gedeeltelijk naar hun onderdelen konden worden teruggezonden; allerlei geruchten deden de ronde. Een door de Afd.C. uitgezonden officier slaagde er niet in, voldoende inlichtingen van de commandanten der wielrijders te krijgen. Een bericht bereikte de Afd.C., inhoudende dat in zijn rug de wegen door andere troepen werden afgesloten en versperd, waardoor een terugtocht onmogelijk werd.1) Een ten tweede male uitgezonden officier kwam eerst te 23.00 terug; hij meldde, dat er van een enigszins behoorlijk bezet front geen sprake was en dat de bataljons commandanten der wielrijders te vermoeid waren om inlichtingen te verschaffen, terwijl een poging om C.-2 R.W. te vinden was mislukt. Een naar de divisie commandopost gezonden officier (Commandant der munitiecolonne) was niet meer t ogedaagd hoewel hij reeds lang terug had kunnen zijn. Volgens de D.A.C. is er vanwege de Afdeling nog te 23.00 opgebeld en werd de order voor het stelling nemen herhaald, doch C.-I-ll R.A., majoor Van Aken herinnerde zich later daarvan niets. Hij kreeg ten slotte de indruk, dat hij niet meer voldoende door andere troepen werd beveiligd en met de onvermelde spoorbrug op zijn flank de kans liep, een prooi te worden van over die brug aanvallende Duitsers. De Bt.Cn. waren inmiddels voor het ontvangen van orders op de commando post ontboden en drongen er bij de Afd.C. op aan, de Afdeling in veiligheid te brengen. Deze gaf aan die aandrang gehoor en besloot de batterijen naar het oosten te verplaatsen om bij het licht worden alsnog zomogelijk de opdracht uit te voeren. De verplaatsing, die te ongeveer 1.00 aanving, verliep ordelijk, doch werd in de duisternis veel verder doorgezet dan in de bedoeling had gelegen met het gevolg, dat de Afdeling te Noordeloos terecht kwam, tien km ten noordoosten van Mole- i rarsgraaf en ongeveer zestien km ten noordoosten van het bevolen stelling terrein. Aldaar kwam eindelijk de naar de divisiestaf uitgezonden officier terug met een (onverantwoordelijke) mededeling van de officier van dienst op het stafkwartier (de enige die hij gesproken had), welke ertoe leidde dat C.-I-ll R.A. zich deed melden bij C.-III L.K., generaal-majoor A. A. van Nijnatten, die bij Meerkerk, vier km ten noordoosten van Noordeloos was aangekomen. Niet wetende, dat C.-I-ll R.A. zich geheel ten onrechte te Noordeloos bevond en nog onder bevel van C.-Lt.Div. stond, gaf C.-III L.K. een opdracht in het raam van de verdediging van zijn legerkorps met het front naar het oosten. Toen daarop het ongunstige verloop van de strijd op het Eiland van Dordrecht bekend werd en volgens een gerucht vijandelijke pantserwagens in opmars waren naar Molenaarsgraaf, kreeg C.-I-ll R.A. opdracht één batterij met het front naar het westen in stelling te brengen aan de westzijde van Noordeloos, ten einde de kunst weg met vuur te kunnen afsluiten. Inmiddels had de D.A.C. van de Lt.Div. vernomen, dat 1-11 R.A. naar III L.K. was vertrokken. Hij spoedde zich naar C.-III L.K. en wist te bewerkstelligen, dat de Afdeling weder bij de Lt.Div. terugkeerde. Op 14 Mei te ongeveer 12.00 was 219 Het Veldleger was op de terugtocht naar het Oostfront-Vg.Holland. Ten westen van Gorinchem werden door C.-III L.K., wiens legerkorps op de Groep Merwede was teruggetrokken, maatregelen voor beveiliging naar het westen genomen (zie schetskaart nr Z. 19).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 239