deze weder bij Sliedrecht terug, waar de D.A.C. een der batterijen ten oosten van de kom van het dorp liet stelling nemen. Gedurende de nacht van 13/14 Mei waren de uit Dordrecht op de noordelijke Merwedeoever aangekomen zeer vermoeide troepen geordend en in stelling gebracht (zie schetskaart nr Z. 16). C.-2 R.W. verdeelde het hem toegewezen riviervak in dier voege, dat II-2 R.W stelling nam ten westen, II-l R.W. ten oosten van de scheidingslijn, welke op 200 m ten oosten van de kunstweg Alblasserdam-Papendrecht liep. Uit de twee overgebleven stukken van 4-II-K.R.A. werd een sectie gevormd onder bevel van C.-4e Bt., welke sectie in stelling kwam ten westen van Wijngaarden en in de loo van 14 Mei vuren voorbereidde op punten van de zuidoever, waar een vijandelijke inscheping kon worden verwacht. Het stuk van de 3e Bt., dat onder een luitenant uit Dordrecht was teruggekeerd, sloot in de namiddag bij de sectie aan. Op 14 Mei te 7.00 meldde C.-II-2 R.W., dat zijn bataljon de stelling had bezet. Echter ontbraken nog twee sectiën zware mitrailleurs en de sectie mortieren, die in het nachtelijk duister te ver waren doorgereden en eerst in de loop van de dag weder konden worden aangetrokken. Majoor De Bie had uit de overgebleven sectie zijner 3e Compagnie en het personeel der Vbd.A. een nieuwe 3e Compagnie doen vormen onder C.-Vbd.A. Hij deed de le Compagnie van 1-2 R.W. weder bij het eigen bataljon aansluiten Voorts vestigde hij de aandacht van zijn chefs op de noodzakelijkheid, de spoorbrug bij Sliedrecht te vernielen. Daar de wielrijders niet meer over de nodige springstoffen beschikten en de pioniers der Lt.Div. niet beschikbaar waren, verzocht de divisiecommandant aan C.-III L.K., wiens commandopost sedert 2.00 was gevestigd te Weversdijk nabij Meerkerk, deze vernieling te doen uitvoeren. C.-IÏI L.K., wiens westvleugel zich bij Giessendam bevond, had evenwel reeds uit eigen beweging ter zake maatregelen genomen en op 14 Mei te 11.00 ging de brug de lucht in. C.-III L.K. greep bovendien regelend in ten opzichte van de treinen van de Lt.Div., aangezien deze met die van III L.K. vermengd geraakten, zodat o.a. in de omgeving van Noordeloos een opeenhoping van auto's ontstond (Zie voor de toestand in de Alblasserwaard schetskaart nr Z. 19). In verband met de ontstane wrijvingen en gelet op de algemene tactische toestand stelde C.-III L.K. aan de Commandant van het Veldleger (C.V.), luitenant-generaal J. J. G. Baron van Voorst tot Voorst, onder wie hij ressorteerde, op 14 Mei omstreeks 10.00 voor, de Lt.Div. en alle troepen in de Alblasserwaard onder zijn bevel te stellen. Hiermede zou inderdaad een betere bevelsregeling worden geschapen. De C.V. stemde met dit voorstel in, zegde toe, de goedkeuring van de O.L.Z. hiervoor te zullen vragen en beval C.-III L.K. in afwachting daarvan te handelen alsof zij reeds was verleend. Tot het verlenen der goedkeuring is het echter niet meer gekomen en C.-Vg.Holland, onder wiens bevel de Lt.Div. nog stond, is van het plan onkundig gebleven. 220

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 240