klein onderdeel had moeten gereed stellen voor eventueel optreden tegen mogelijke landingen van vliegtuigen op wegen, waren de beide Groepscommandanten door het achterwege blijven van bevelen voor hogere paraatheid van hun overige troepen zich niet bewust van de grote spanning, die er heerste. Waalhaven viel bovendien buiten het gebied van het Zuidfront, zodat de daar ontvangen bevelen hun niet bekend waren. Er waren niet voldoende luchtdoelbestrijdingsmiddelen beschikbaar om het vliegpark Waalhaven en de bruggen afdoende te beschermen. De O.L.Z. had betreffende de bruggen over (het oost-west lopende deel van) de Maas, de Bergsche Maas en het Hollandsch Diep met opzet geen bevel gegeven om de bij deze objecten gereedgelegde slagsnoer leidingen aan te brengen, die moesten dienen om de aan de bruggen aangebrachte springladingen tot ontploffing te brengen. De reden hiervan was, dat genoemde overgangen moesten worden gebruikt door het Ille Legerkorps en de Lichte Divisie bij hun verplaatsing uit Noord-Brabant naar het noorden zodat niet mocht worden geriskeerd, dat deze op grond van onjuiste geruchten of uit zenuwachtigheid door het met de vernieling belaste personeel ontijdig zouden worden opgeblazen. De bruggen bij Moerdijk vormden bovendien de verbinding te land met onze zuiderbondgenoten. Hoewel bij de bruggen te Grave, Ravesteijn, Hedel, Heusden en Keizersveer alsnog ruimschoots de gelegenheid heeft bestaan om de slagsnoerleidingen tijdig aan te brengen, is zulks door de parachutistenoverval bij de Moerdijk-bruggen niet meer gelukt, waardoor deze onvermeld in handen van de Duitsers vielen, hetgeen ook het doel van dit gedeelte van hun luchtlandingsoperatie was. Het mislukken der Nederlandse tegenaanvallen, uitgevoerd door 11-28 R.I., 3 G.B., 6 G.B. en Lt.Div. moet vooral toegeschreven worden aan de omstandig heid, dat de Nederlandse troepen wat betreft aanvoering, opleiding en uitrusting (gemis aan pantsermateriaal), niet voor de aanval geschikt waren en daarop ook geestelijk niet waren ingesteld. Vóórdat zij nog de nodige oorlogservaring :n harding hadden kunnen opdoen was bovendien het pleit reeds beslecht. Hierbij komt, dat de aanvallen onder moeilijke omstandigheden en in zeer moeilijk terrein (polderterrein, Dordrecht) moesten worden uitgevoerd, waarbij de troepen als gevolg van 's vijands meesterschap in de lucht en het ontbreken van luchtdoel bestrijdingsmiddelen weerloos blootgesteld waren aan duikbomaanvallen. Ook stonden zij vrijwel machteloos tegenover de vijandelijke pantseraanvallen, terwijl de door de Duitsers toegepaste ongeoorloofde krijgslisten alsmede de heersende verraad-psychose (Dordrecht) belangrijk tot ondermijning van het moreel bij droegen. Het gemis aan een eenhoofdig commando op het Zuidfront, waardoor vier commandanten (C.-Groep Kil, C.-Groep Spui, C.-Lt.Div., Kantonnements- commandant Dordrecht) naast elkaar optraden, stond een economisch gebruik der beschikbare krachten in de weg. Dientengevolge kon C.-Groep Kil, die on middellijk na het uitbreken der vijandelijkheden een nieuw verdedigingsfront aan de Dordsche Kil had opgebouwd en er met grote energie naar streefde, door offensief optreden in samenwerking met de Lichte Divisie althans één knoop- 226

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 246