niettegenstaande de hoogste graad van paraatheid voor de luchtdoelbestrijdings- middelen was bevolen, de batterij commandant en zijn opvolger niet in de batterij aanwezig, die nu werd gecommandeerd door de vaandrig Jhr. J. C. Vegelin van Claerbergen. Aangezien één vuurmond defect was, kon de vaandrig het vuur slechts met twee stukken doen openen. Spoedig verschenen meer vliegtuigen, waarvan er een ten zuiden van Zevenbergsche Hoek neerstortte. Een der vuurmonden van de batterij viel uit door projectielklemming, waarna het vuur met één vuurmond werd voortgezet. Een vliegtuig liet in duikvlucht twee bommen vallen naast het vuurleidingstoestel, waardoor de vuurleiding werd uitgeschakeld en vijf militairen werden gewond, waaronder de Bt.C., le luitenant E. J. H. Faber, die inmiddels met de andere luitenant van de batterij was aan gekomen. De niet gewonde luitenant P. S. van Teeckelenburgh deed de gewonden naar het barakkenkamp afvoeren, waar de tweede bij de batterij ingedeelde vaan drig H. van Dalfsen intussen de rustploeg had verzameld. Kort na deze bomaanval sprongen ten oosten van de batterij een groot aantal valschermjagers af tussen Moerdijk en de spoorweg, in het schootsveld van de in stelling staande 4e Sectie van 12 M.C. onder bevel van le luitenant J. M. Broek man. De bediening hiervan had echter tijdens de bomaanval dekking gezocht en vóórdat zij de stukken weder kon bemannen, werden deze door de Duitsers ge nomen, waarna de luitenant zich met zijn mannen overgaf. Andere groepen val schermjagers sprongen af nabij het station Lage Zwaluwe. De gewonde luitenant Faber, bij wiens batterij de affuiten en de munitie van de lichte mitrailleurs ontbraken, achtte het niet mogelijk tegenstand te bieden, liet van het nog bruikbare stuk de slagpin medenemen, het vuurleidingstoestel en de hoog temeter onbruikbaar maken en de batterij ontruimen. Tijd om de beide andere vuurmonden onbruikbaar te maken was er niet. Terugtrekkend op Moerdijk, viel de batterijbezetting, met uitzondering van de rustploeg, in de oostrand van het dorp in handen van de vijand. De rustploeg, waarbij de gewonde Bt.C. zich had kunnen aansluiten, trok terug op de haven van Moerdijk, waar hij zich aansloot bij personeel van de veerdienst. Bij 82 en 83 Pel.Lu.Mitr. functionneerde slechts één mitr. per peloton regel- matig, de anderen slechts nu en dan. Te 4.20 werden deze pelotons gebombardeerd, waardoor bij 83 Pel. twee mitrailleurs werden vernield. Het personeel zocht dek king met uitzondering van twee soldaten van 82 Pel., die bleven doorvuren. Spoedig moesten allen zich overgeven aan de valschermjagers, daar zij slechts over vijftien patronen per karabijn beschikten. De overige in het bruggenhoofd aanwezige troepen, 3-III-28 R.I., 12 M.C. en 28 Bt. 6 veld (min een sectie) waren intussen eveneens gealarmeerd. Kapitein J. A. C. J. Marijnen, C.-ll M.C. en Commandant van het bruggenhoofd, snelde uit zijn kwartier naar zijn bureau, waar een sectiecommandant van 12 M.C. telefoonwacht had. Hier meldde zich ook de le luitenant F. P. de Jager, C.-28 Bt.6 veld, die opdracht ontving, met de enige aanwezige sectie in stelling te komen waar zulks mogelijk zou blijken. Eerstgenoemde twee officieren stelden C.-I-28 R.I. te Amstelwijck en daarop de Groepscommandant te Puttershoek - met wie 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 42