Voor het vuur ten noorden van Willemsdorp wees de Gr.A.C. aan de 25 Afd.
A. en 1-23 R.A. (min een Bt.), die omstreeks 8.40 het vuur openden. Daar geen der
batterijen in staat was, uit de ingenomen stelling het vuur ten zuiden van Amstel-
wijck af te geven, deed de Gr.A.C. de 2e Batterij van 1-23 R.A. van stelling
veranderen, zodat doelen ten oosten van Wieldrecht onder vuur konden worden
genomen. Deze stellingverandering naar de noordrand van 's-Gravendeel was
oorzaak, dat de batterij eerst te 10.30 het bevolen vuur afgaf, hetwelk voor het be
oogde doel geen nut meer had. De batterij bleef de volgende dagen in deze stelling
gehandhaafd.
Ongeveer gelijktijdig met het vertrek van 2-III-34 R.I. werd uit 3-III-34 R.I.
(de enige overblijvende compagnie der Groepsreserve) een sectie, versterkt met
twee sectiën zw.mitr. (elk a een stuk) naar 's-Gravendeel gezonden, teneinde het
veer te bezetten en de commandopost van de Gr.A.C. te dekken. Later in de mor
gen ontving C.-II-28 R.I. te Strijen opdracht, één compagnie (gezonden werd de
le Compagnie, die Bat.reserve was) met een sectie zw.mitr. op gevorderde auto's
te dirigeren naar 's-Gravendeel ter versterking van de afsluiting van de overgang
over de Kil aldaar en met één compagnie (gezonden werd de 3e Compagnie), met
twee sectiën zw. mitr. de westelijke Kiloever te bezetten van Bouwlust tot en met
De Wacht. Aldus werd aan de Dordsche Kil een afweerfront gevormd.
C.-III-28 R.I. te De Klem ontving opdracht, de haventjes van Schuring en
Strijensas elk met een sectie te doen bezetten.
De Commandant der Groepsreserve (nog slechts bestaande uit drie sectiën
van 3-III-34 R.I. en een sectie zw.mitr. van één stuk) kreeg opdracht, met één
sectie, versterkt met de enige zware mitrailleur, de Barendrechtse brug te doen
bezetten. Toen later bleek, dat de vijand aldaar versterking ontving, werden boven
dien twee sectiën van 1-III-28 R.I. met een sectie zw.mitr. van dit bataljon uit
Strijen, daarheen gedirigeerd. Deze drie tirailleursectiën met drie zware mitrail
leurs stonden onder bevel van luitenant Van Urk van 3-III-34 R.I. en werden aan
geduid als het detachement Van Urk.
Te 14.20 bereikte het Groepscommando via de commandopost van C.-III-34
R.I. te Maasdam telefonisch de mededeling, dat bovengenoemde luitenant de
aanwezigheid van vijand vóór de brug had gemeld en vroeg wat hij moest doen.
Zoals later is gebleken, was deze melding geruime tijd tevoren geschied. De Chef
van de Staf, kapitein der grenadiers M. R. H. Calmeyer, hieruit opmakende, dat
de vijand aan de zuidzijde van de brug was doorgedrongen, antwoordde: „Vijand
opruimen". Toen dit bevel hem bereikte, deed de luitenant met vuursteun van zijn
zware mitrailleurs een stormaanval op de brug uitvoeren. Hoewel de sergeant
sectiecommandant D. H. F. Renon van 1-III-28 R.I.aan het hoofd zijner sectie
een eindweegs op de brug doordrong en ook luitenant Van Urk, die aanvankelijk
de vuurdekking leidde, zich naar voren begaf, werd de aanval door het mitrailleur-
vuur van de tegenstander met een verlies van een gesneuvelde en dertien gewon
den afgeslagen. Daarop werd de oude opstelling weder ingenomen. De gewonden
werden afgevoerd naar Puttershoek, waar de groepsarts in de Suikerfabriek een
hulpverbandplaats deed inrichten.
42