dekking zochten. Het duurde geruime tijd eer de compagniescommandant het verband had hersteld; eerst omstreeks 19.15 kwam deze compagnie te 's-Graven- deel aan. Tijdens het overvaren met het pontveer kon de Chef van de Staf der Groep Kil, die zich ter plaatse bevond, de troepen het gunstig luidende leger- bericht nr 3 van het Nederlandse Opperbevel, o.m. inhoudende dat alle door de Duitsers bezette Nederlandse vliegvelden op één na waren heroverd, mededelen, hetgeen met hoerageroep werd begroet; het moreel van de troep was goed. C.-II-28 R.I. deed zijn le Compagnie voorshands in het reeds gevormde bruggenhoofdje blijven en in het bijzonder aandacht besteden aan een mogelijk vijandelijk optreden uit de richting van Tweede Tol. Na te zijn doorschreden zou deze compagnie bataljonsreserve worden. De beide andere compagnieën, elk versterkt met een sectie zw.mitr., stelden zich daarachter gereed, elk met een frontbreedte van 300 m, 2-II-28 R.I. ten zuiden van de kunstweg Wieldrecht- Amstelwijck, 1-1-34 R.I. ten noorden van deze weg. De beide mortiersectiën werden in stelling gebracht met opdracht, het voorwaarts gaan der infanterie met vuur op Amstelwijck te steunen zolang zulks mogelijk zou blijken. Het genees kundig personeel bleef bij de compagnieën. De gevechtstrein werd gedekt opge steld in de boerderijen van Wieldrecht; hier werd ook de commandopost van de B.C. gevestigd. Nadat de gereedstelling was voltooid, bepaalde majoor Ravelli het uur U (aanvalsuur) op 19.45. Op dit tijdstip opende 11-23 R.A. het uitwerkingsvuur, afgegeven in vuurstoten door de beide batterijen te Mookhoek op Gravestein en door de gedetacheerde batterij op Amstelwijck, om te eindigen met een vuurconcentratie van de drie batterijen op Amstelwijck. Het vuur, dat van de Watertoren goed kon worden waar genomen, lag uitstekend; de op het terrein van Gravestein liggende boerderij geraakte in brand. De beide voorcompagnieën doorschreden het bruggenhoofd en gingen door de met sloten doorsneden weilanden langzaam voorwaarts. De B.C. volgde met zijn luitenant-adjudant en enkele ordonnansen de compagnieën op de voet. Hoewel van de vijand niets viel te bemerken, openden de tirailleurs bij herhaling het vuur en moesten de officieren ingrijpen om dit te doen staken en de voorwaartse beweging te doen hervatten. Bij de rechtercompagnie viel eigen, te kort liggend, mortiervuur tussen de troepen, waardoor twee man werden gewond. In het terrein vond men wapenen en uitrustingsstukken, benevens een enkele gesneuvelde, blijk baar afkomstig van 2-III-34 R.I. Omstreeks 21.00 bereikten de voorcompagnieën de kunstweg langs de westrand van het bedekte complex Amstelwijck-Gravestein, waar geen vijand werd aan getroffen. In verband met het invallen van de duisternis en de overweging, dat de moeilijkheden bij het oversteken van sloten in de nacht onoverkomelijk zouden blijken en dat derhalve niet door het terrein kon worden opgerukt, besloot de 48 x) Zoals vermeld was te Amstelwijck een hulpverbandplaats ingericht, die eerst in de avond van 11 Mei werd ontruimd door de gewonden naar Dordrecht af te voeren. Men heeft hier van het bataljon niets gemerkt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 68