één of meer Duitse mitrailleurs waren opgesteld. De B.C. droeg C.-2-II-28 R.I., kapitein H. H. G. Belgraver, op, telefonisch verbinding op te nemen met de Kan- tonnementscommandant en begaf zich enige tijd later naar de veelsprong. Bij 1-1-34 R.I. was het intussen onrustig gebleven. Het geringste gedruis lokte vijandelijk mitrailleurvuur uit; ook van eigen zijde vielen nu en dan schoten. Af en toe zag men lichtpatronen omhooggaan, die het terrein tamelijk helder verlichtten. Op 11 Mei omstreeks 2.30, bij het doorbreken van het eerste morgenlicht, werd 1-1-34 R.I. van voren en uit het terrein ten westen van de weg hevig onder mi trailleurvuur genomen. In korte tijd sneuvelden of werden dodelijk gewond de compagniescommandant, res. kapitein W. J. C. van den Bosch, de oudste luitenant, res. Ie luitenant S. van Cauveren, en negentien onderofficieren en manschappen, terwijl verscheidene anderen werden gewond. De noodlottige kreet „terug, terug", van onbekende zijde aangeheven, deed paniek uitbreken. De compagnie spatte uiteen, waarbij velen de wapens wegwierpen, en werd na verloop van tijd groten deels gevangen genomen. Een 2e luitenant bereikte met enkele manschappen de hoofdmacht van het bataljon. Aldaar was gelijktijdig met de voorhoede ook 1-II-28 R.I., die nabij de vijf sprong langs de weg rustte, uit het zijterrein met vuur overvallen. Hoewel de ver hezen slechts gering waren, ontstond ook hier de grootste verwarring. De opge schrikte manschappen zochten dekking en beantwoordden het vuur zonder echter in de schemering iets van de vijand te zien. Een gedeelte vluchtte in het bosterrein (Bosch van Blussé) ten noorden van de Zeehaven. Met grote moeite slaagden de officieren, w.o. ook de toegesnelde B.C., er in, het wilde schieten te doen bedaren en de troep weer enigszins in de hand te krijgen. Een aantal vluchtelingen, meren deels zonder wapenen, verscheen omstreeks 5.00 bij het pontveer te Wieldrecht, dat inmiddels door een sectie van 2-III-28 R.I. was bezet en verspreidde in de Groep Kil de tijding dat 11-28 R.I. was „vernietigd". De B.C. gaf intussen bevel de dooreengeraakte compagnieën in de noordrand van het Bosch van Blussé te hergroeperen. Hier bereikte hem C.-2-II-28 R.I., die inmiddels telefonisch contact had gehad met de Kantonnementscommandant van Dordrecht en namens deze het bevel bracht om met één compagnie een aanval te doen op Amstelwijck, welke aanval zou worden gesteund door een compagnie wielrijders. Daar dit bevel kennelijk van een onjuiste beoordeling van de toestand uitging - Amstelwijck was immers niet door de vijand bezet - deed de B.C. door de res. 2e luitenant J. Zeeman, die zijn gesneuvelde adjudant had vervangen, nogmaals telefonisch verbinding met de Kantonnementscommandant opnemen en de toestand uiteenzetten. Deze beval toen, het complex Zeehaven te zuiveren en te bezetten. Het gelukte de B.C. en C.-1-II-28 R.I. over een gevelde boom de sloot, die het Bosch van Blussé van de Zeehaventerreinen scheidt, te overschrijden en zij vonden hier geen spoor van de vijand. De B.C. beval daarop, dat het overschot van 1-II-28 R.I. het genoemde bosperceel moest bezet houden, terwijl het bedekte terrein ten zuiden van de haven, zomede een deel van de oostzijde daarvan, door 2-II-28 51

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 71