R.I. moest worden bezet. Het beschikbare personeel van de bataljonsstaf - die bij de overval ook enige gewonden had verloren - bezette de oostzijde recht tegenover het punt waar de Zeehavenlaan door een brug voor voetgangers over de nieuwe verkeersweg op de oude weg uitkomt (zie schetskaart nr Z. 7). Enige tijd nadat deze bewegingen waren uitgevoerd, werd niet alleen vuur uit het noorden ontvangen, doch eveneens uit het oosten en zuiden. Voorts vlogen sedert het aanbreken van het daglicht weder tal van Duitse vliegtuigen boven de omgeving van Dordrecht. Het vuur uit het noorden was afkomstig van opdringende Duitse troepen, doch uit oostelijke en zuidelijke richting werd dit afgegeven door onderdelen van het 2e Regiment wielrijders, waarvan de aanwezigheid hierna zal worden verklaard. Een tweede poging om de bedreiging van Dordrecht af te wenden, werd onder nomen door een bataljon wielrijders van de Lichte Divisie. Deze divisie was, zoals hierna onder d. uitvoeriger is uiteengezet, overeenkomstig de uit het operatie plan voortvloeiende bevelen op 10 Mei te 8.30 in Noord-Brabant op mars gegaan naar Zuid- en Noord-Holland. Zij was tijdens de mars ter beschikking gesteld van C.-Vg.Holland. Tengevolge van het foutief overkomen van een gedeelte van het daarop betrekking hebbende bevel was de divisie reeds begonnen met stelling te nemen aan de Merwede-oever tussen Gorinchem en Dordrecht, toen C.-Vg. Holland bevel gaf aan de D.C. om met zijn divisie de Noord bij Alblasserdam te overschrijden en zich meester te maken van het Vliegpark Waalhaven, doch een bataljon wielrijders ter beschikking van de Kantonnementscommandant Dor drecht te stellen (zie schetskaart nr Z. 5). Als gevolg van dit laatste ontving C.-III-2 R.W., res.majoor Jhr. W. A. van den Bosch, wiens bataljon bezig was de Merwede-oever bij Papendrecht te bezetten, te ongeveer 19.00 van C.-2 R.W. de opdracht, de brug bij Alblasserdam te overschrij den, daarna over Zwijndrecht naar Dordrecht te rijden en zich ter beschikking te stellen van de Kantonnementscommandant aldaar. C.-Lt.Div. was niet op de hoogte gesteld van de bezetting door de Duitsers van de bruggen tussen Zwijndrecht en Dordrecht. Bovendien was het doen oprukken van dat bataljon langs de omweg Alblasserdam-Zwijndrecht, in plaats van langs de kortste weg over het Papendrechtse veer, waarschijnlijk het gevolg van een te letterlijke interpretatie van het bevel van C.-Vg.Holland. Nadat het bataljon, dat sedert 4.00 op de been was en een rit van 80 km achter de rug had, het middagmaal had gebruikt, reed het te ongeveer 21.30 af. De goederen- en levensmiddelentreinen waren des morgens naar Ameide, het oor spronkelijk voor het bataljon aangewezen kantonnement, gezonden en hadden te 16.00 aldaar een luchtbombardement ondergaan. Zij werden aangetrokken naar Oud-Alblas, waar zij te ongeveer 21.30 aankwamen. Zij kregen in de loop van 11 Mei wel contact met het bataljon, doch zijn er gedurende de volgende dagen niet in geslaagd, zich daarbij aan te sluiten. Over de oostelijke dijk van de Noord bereikte het bataljon Alblasserdam en trof daar C.-Lt.Div., kolonel H. C. van der Bijl, met zijn gevechtsstaf aan, die mededeelde, dat de westelijke 52

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 72