oever van de Noord nabij de brug door vijand was bezet; het bataljon moest in verband daarmede rechtsomkeert maken en zich over het veer bij Papendrecht naar Dordrecht begeven. Op 11 Mei te omstreeks 1.00 was het bataljon overgezet en meldde de B.C. zich bij de Kantonnementscommandant. Deze droeg hem op, het bataljon op te stellen in het Oranjepark en het daaraan grenzende Park Merwestein, gelegen in de oostelijke buitenwijken van Dordrecht; in de omgeving van een in de wijk Krispijn gelegen school moest de B.C. huizen doen doorzoeken, waaruit de eigen troepen zouden zijn bevuurd (zie schetskaart nr Z. 3). Nadat het bataljon in het Oranjepark met veiligheidsmaatregelen was onder gebracht en de B.C. aldaar zijn commandopost had gevestigd, zond hij zijn 2e Compagnie, versterkt met een sectie zw.mitr., onder bevel van res. kapitein A. G. Fortgens, naar de wijk Krispijn. Het onderzoek leverde evenwel geen enkel resul taat op en de compagnie keerde na enige tijd naar het Oranjepark terug. Tijdens de mars naar Krispijn zag de compagnie in het zuiden een honderdtal valschermjagers afspringen. Waarschijnlijk in verband hiermede1) gaf de Kanton nementscommandant omstreeks 4.00 aan C.-III-2 R.W. opdracht, het bij Dord- wijk (ten westen van Dubbeldam) aanwezige personeel van 111-14 R.A. te ver sterken.2) Majoor Van den Bosch, die op zijn commandopost in het Oranjepark bleef, wees hiervoor de le en 3e Compagnie aan, elk versterkt met een sectie zw.mitr., alsmede de mortiersectie, het geheel onder bevel van C.-le Compagnie, res. kapitein H. Wijers. Het detachement marcheerde met veiligheidsmaatregelen naar Dordwijk en toen daar niemand werd aangetroffen, naar de Zuidendijk. Op verzoek van C.-III-14 R.A. kwamen de sectiën zw.mitr. en mortieren hier in stelling en brach ten zij vuur uit op dalende en zich reeds in het voorterrein bevindende valscherm jagers, die zij zware verliezen toebrachten. Juist wilde kapitein Wijers de le Compagnie tot ontwikkeling brengen, aange zien een groot aantal valschermjagers in het voorterrein daalde, toen hij omstreeks 8.30 van de B.C., waarmede hij over het rijkstelefoonnet verband had opgenomen, bevel kreeg, met de beide compagnieën een aanval te doen op het complex Zee haven en dit te nemen. Hoewel de kapitein er op wees, dat het z.i. noodzakelijk was, ter plaatse te blijven, bleef het bevel gehandhaafd. De kapitein liet toen de zware mitrailleurs ter versterking van de artilleristen achter en beval C.-3e Com pagnie, res. ritmeester H. J. Stas, over Amstelwijck op te rukken en Zeehaven uit het zuiden aan te vallen, terwijl hij met zijn eigen compagnie en de mortier sectie via Krispijn naar Zeehaven marcheerde, teneinde dit complex uit het oosten aan te vallen (zie schetskaarten nrs Z. 7 en Z.9). 53 Door het overlijden van de Kantonnementscommandant en het feit, dat hij noch zijn adjudant noch iemand anders in zijn bevelen heeft gekend, zijn de motieven dezer bevelen niet met zekerheid vast te stellen. 2) Zoals uit schetskaart nr Z. 5 blijkt, bevond het personeel van III—14 R.A. zich in werkelijkheid, zuidelijker en wel langs de Zuidendijk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 73