Wat zich tevoren had afgespeeld, blijkt uit een verslag van de sergeant-majoor
administrateur van 1-II-28 R.I., die in de morgen van deze 11e Mei was gevangen
genomen en daarna met omstreeks 50 andere krijgsgevangenen en ongeveer 40
burgers was opgesloten in een school nabij de verkeersbrug. Hij schreef in zijn
verslag
Een le luitenant der Lu.A., zomede enige sergeanten der pontonniers hebben
overeenkomstige verklaringen afgelegd.
Majoor Ravelli, die bij het zien van de naderende troepen meende, wederom
met eigen wielrijders te doen te hebben, begaf zich, vergezeld van kapitein
Belgraver, drie luitenants, een cadet-vaandrig en enkele anderen, naar voren.
Dicht bij de Nederlandse soldaten gekomen, sprongen achter hen Duitse val
schermjagers naar voren, die de officieren gevangen namen. C.-1-III-2 R.W., die
achter op een motor van de andere zijde was genaderd, werd op overeenkom
stige wijze gevangen genomen. Majoor Ravelli schreef in zijn verslag hierover:
Res. le luitenant G. C. v. d. Grijn, de enige overgebleven officier van 2-II-28 R.I.,
verzamelde het restant van dit onderdeel in de zuidoosthoek van het Zeehaven
terrein. Even later voegde zich bij hen kapitein Schouten, C.-1-II-28 R.I., met de
tot deze compagnie behorende res. le luitenant J. C. Verheyen, res. 2e luitenant
55
„In de nam. kregen wij opdracht buiten te verzamelen, waarop wij werden toegesproken door een
Duits officier, die in zuiver Nederlands zeide: „De civielen in Dordrecht hebben op Duitse soldaten
geschoten en aangezien de Führer wil, dat geen burgers gedood worden, moeten jullie voorop om
het vuur het zwijgen op te leggen."
Er kwam een vrachtauto aanrijden, waarop ongeveer 18 Hollandse militairen met een Hollandse
vlag werden geplaatst, die daarop wegreed in de richting Amstelwijck. Daarna gingen wij lopende
in dezelfde richting en moesten met een zakdoek in de hand onder het roepen van „niet schieten,
Hollanders" onder bedreiging der vuurwapenen van de Duitsers, die gedekt onder langs de dijk
liepen, vooruit."
„Eerst toen ik zeer dichtbij was gekomen, bemerkte ik aan de westzijde van de weg Duitse mili
tairen. Eén van hen trad op mij toe en zeide: „U bent gevangen". Het was een officier, die mijn
pistool vroeg en verzocht aan de voor ons liggende Nederlandse militairen te bevelen, de wapens
neer te leggen. Toen ik dit weigerde, trachtte hij mij te overreden door aan te voeren, dat veel
bloedvergieten voorkomen zou kunnen worden. Nadat ik bij mijn weigering bleef volharden, waarbij
ik door met pistolen en pistool-mitrailleurs bewapenden werd omringd, werd de Bataljonschef naar
voren geroepen. Deze, die zich voorstelde als Hauptmann, trachtte mij tot ingrijpen als boven
aangegeven te bewegen. Toen ik b'j mijn weigering bleef volharden en te kennen gaf, dat ik op
generlei wijze tot ingrijpen bevoegd of gerechtigd was, deed vorengenoemde kapitein mij door een
aantal gewapenden omringen, verzocht mij en kapitein Wijers - die ook door list was gevangen
genomen - en de cadet-vaandrig J. A. van Heyl, hem te volgen.
Voorafgegaan door enige gewapenden en gevolgd door ongeveer een compagnie marcheerde hij
met ons in oostelijke richting. Bij het eerste kruispunt (zuidwesthoek wijk Krispijn) werd vuur
ontvangen, waarop hij mij toevoegde: „Gaat U nu maar vooraan". Op mijn protest en schampere
opmerking of hij soms bang was zonder mij, zag hij blijkbaar in te ver te zijn gegaan. Onder be
waking bleven wij achter. De vijandelijke compagnie vervolgde haar weg. Er werd enig verlies
geleden, hetgeen wij bemerkten, doordat een zwaar aan het hoofd gewonde werd afgevoerd. Kort
daarna geleidde men ons terug naar de Dordse straatweg, waar zich de overige gevangenen be
vonden." l)
Deze werden later afgevoerd naar een door de Duitsers bij Willemsdorp ingericht gevangen
kamp.