bataljon, die niet de opdracht kreeg om pogingen tot het bezetten van de westelijke oever te doen doch, zoals reeds is medegedeeld, opdracht ontving zich met zijn bataljon over het veer bij Papendrecht naar Dordrecht te begeven. Inmiddels had de kolonel de brugwachter doen ontbieden en ondervragen. Deze heeft onmiddellijk na de oorlog het volgende verslag opgemaakt, zodat is aan te nemen, dat hij onge veer hetzelfde aan C.-Lt.Div. heeft medegedeeld. Uit de genoemde tijden blijkt, dat indien C.-Lt.Div. na het ontvangen van het bevel van C.-Vg.Holland zonder verwijl een onderdeel naar de brug had gezonden, er een kans was geweest, dat deze slechts zwak bezet was aangetroffen. Ook zou een naar de brug gezonden officier reeds veel vroeger dan thans het geval was, inlichtingen over de toestand hebben verkregen. Voorts blijkt, dat de brugwachter de sterkte van de vijand veel geringer voorstelde dan de veldwachter, die voor zover aan de hand van de beschikbare gegevens is na te gaan, een overdreven schatting van de vijandelijke sterkte bij de brug gaf. Het is achteraf zeer te betreuren, dat C.-Lt.Div., onder de indruk van de ge gevens van de veldwachter, heeft nagelaten om met III-2 R.W. een poging te doen, in het nachtelijk duister de brug te vermeesteren. Een ander bataljon had dan naar Dordrecht kunnen worden gezonden. De kolonel nam integendeel het besluit om de overgang over de Noord eerst tegen het aanbreken van de dag op 11 Mei te for ceren en deed van dit voornemen uit Alblasserdam telefonisch mededeling aan C.-Vg.Holland. Hij speelde hiermede onbewust in de kaart van de Commandant van het Luchtlandingskorps, die aanvankelijk niet op de hoogte was geweest van de aanwezigheid van de brug bij Alblasserdam, daar deze niet op de Duitse kaarten voorkwam. Hoewel verrast door de hem gemelde spoedige verschijning van de Lichte Divisie, had die Commandant nu ruimschoots gelegenheid om de westelijke oever van de Noord te doen bezetten. C.-Lt.Div. begaf zich met zijn officieren naar Oud-Alblas, waar tijdens de over gang over de Noord de commandopost zou worden gevestigd en waar hij voor het geven van nieuwe bevelen de commandanten der beide marsgroepen ontbood. 65 „Vrijdag 10 Mei 1940, de eerste oorlogsdag, is hier alles vrijwel rustig verlopen. Hoeveel vliegtuigen hier die dag overgevlogen zijn, is niet te schatten, 's Middags te omstreeks 12.30 zagen wij para chutisten achter Hendrik Ido Ambacht neervallen. Omdat wij vermoedden, dat het om de brug alhier te doen was, hebben wij, na overleg, de Burgemeester van Alblasserdam met het geval in kennis gesteld, die ons beval de brug onmiddellijk omhoog te halen en neer te laten voor Hollandse militairen en dergelijke. Later op de dag kregen wij van de Commandant van Zuid-Holland bericht, in geen geval de brug neer te laten. x) Te omstreeks 17.30 zagen wij uit de richting H.I.Ambacht een auto de brug naderen, waarin enige Duitse militairen gezeten waren, welke, na hier en daar eens gekeken te hebben, terug gingen. Dat was voor ons het teken op onze hoede te zijn. Te omstreeks 18.30 uur zagen wij, Van Erk en ik (Hamers was intussen een poosje naar huis wat wij die dag om beurten deden), dezelfde auto, zijde H.I.Ambacht, de brug naderen en voor aan de brug stoppen. Enige Duitse militairen stapten er uit en deden alsof zij aan de brug iets bevestigden en zagen wij hen met een kabel of zo iets dergelijks over de brug lopen, waaruit wij afleidden, dat zij indien nodig de brug konden laten springen. Verder zagen wij, dat enige militairen, drie of vier, met hun geweer in de aanslag naar voren kwamen, roepende: „brug neer, brug neer", waaraan wij geen gevolg konden geven". Bedoeld is de Kantonnementscommandant te Dordrecht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 85