schrift ontving met verzoek de vuren voor te bereiden. Een telefonische verbinding
zou worden aangelegd, terwijl voorlopig van de rijkstelefoon en ordonnansen zou
worden gebruik gemaakt. De R.C., luitenant-kolonel Mijsberg, zou zijn cp. verplaat
sen naar de omgeving van de Watertoren bij pl. 122 en van hieruit de artillerievuren
doen ontketenen. Op deze toren werd een kornet als artilleriewaarnemer geplaatst.
De beide batterijen van II-K.R.A. waren inmiddels reeds over Wijngaarden op
getrokken naar de weg Bleskensgraaf - Oud-Alblas en aldaar, rechtstreeks beveiligd
door twee sectiën van 2-II-2 R.W., gedekt opgesteld (zie schetskaarten nrs Z.7 en
Z.8). Stellingen waren verkend, doch met het oog op het voortdurende luchtgevaar
nog niet ingenomen. De B.C. verkende, evenals cadet-vaandrig Mobach, comman
dant van het Peloton Pontonniers, het overgangspunt waarna laatstgenoemde, mede
in opdracht van de Commandant der Compagnie Pontonniers, le luitenat der genie
L.C. Dijkstra, ontraadde, bij klaarlichte dag en onder vijandelijk vuur gebruik te
maken van pontons. Ook de atosboten werden te kwetsbaar geacht.
's Vijands vuur was intussen in kracht toegenomen, zoals bleek uit het in brand
schieten van een vrij groot schip, dat zich nabij de brug op de Noord bevond. In
verband hiermede werd besloten gebruik te maken van een zeilschip met ijzeren
ruim, dat zich in een inham even ten noorden van de Watertoren bevond. Met be
hulp van de schipper en een terzake deskundige dienstplichtige werd het schip zeil
vaardig gemaakt. Hoewel het mogelijk zou zijn geweest, daarin een gehele compag
nie te bergen, werd aanvankelijk volstaan met ruim zestig man (een sectie en delen
van andere sectiën) van 3-1-2 R.W. onder bevel van res. le luitenant A. W. P. Lampe.
Als vuurdekking werden in stelling gebracht twee sectiën zw.mitr., de sectie mr. en
één stuk pag. Voorts werden op de boeg van het schip een lichte mitrailleur en enke
le karabijnschutters opgesteld.
Na deze voorbereidingen, die vrij veel tijd in beslag namen, werd omstreeks 10.00
afgevaren en kort daarna geland bij een scheepssloperij. Tijdens de overvaart werd
vuur ontvangen, dat echter slechts één licht gewonde veroorzaakte. Bij de landing
liep het schip op de wal en de bemanning slaagde er niet in, het vlot te maken, zodat
het voornemen om de rest van de compagnie over te zetten niet tot uitvoering kon
komen. De beide sectiën bezetten een aantal gebouwen aan de oever van de Noord,
doch ontvingen mitrailleurvuur, dat op korte afstand uit westelijke richting werd
afgegeven. Van de patrouille van 2-II-2 R.W. werd niets bemerkt; wel werd uit die
richting vuur ontvangen, doch de terugvaart van deze patrouille werd niet waarge
nomen.1)
Door middel van sluiters2) verkreeg de luitenant Lampe verbinding met zijn com
pagniescommandant; hij berichtte, dat de boot was vastgelopen en verzocht op an
dere wijze versterking te zenden. De compagniescommandant besloot thans toch
gebruik te maken van de atosboten. De auto, waarop deze zich bevonden, reed de
oostelijke dijk langs de Noord op, doch reeds bij het afladen werd van de westoever
73
De patrouillecommandant nam evenmin iets van dit gedeelte van 3-1-2 R.W. waar.
2) Sluiters waren eenvoudige, op een geweer bevestigde apparaten, waarmede optische seingemeen-
schap werd onderhouden.