met de atosboten gedurende de nachtmars achter was geraakt. Tegen 7.00 nader den echter uit zuidelijke richting de zes pontonauto's van het aan de marsgroep toegewezen 2e Peloton van de Compagnie pontonniers onder bevel van vaandrig J. W. Wassink, waarbij ook de compagniescommandant, de luitenant Dijkstra aanwezig was. Aangezien de noordelijke dijk langs de Graafstroom (Alblas) versperd was door de treinen van 1 R.W., was dit peloton over de zuidelijke dijk en vervolgens over de brug over de Alblas Alblasserdam binnengereden. Het oprijden van de auto's bleef voor de vijand niet onopgemerkt; tot tweemaal toe werd een ponton afgeladen, doch deze kon niet te water worden gelaten door 's vijands mitrailleur- en mortier vuur. Een soldaat en een sergeant werden gewond, een ponton lek geschoten. Ook de Commandant van de Compagnie pag., kapitein B. P. F. van Driel, werd door een granaatsplinter buiten gevecht gesteld. Op last van de B.C. gingen de ponton auto's daarop terug naar het gedeelte van Alblasserdam, gelegen langs de noord oever van de Alblas en de majoor besloot een overgangspoging te wagen met de inmiddels aangekomen atosboten van het Ie Bataljon. Daar bij de vluchtige ver kenning - waaraan de pontonnierscommandanten niet deelnamen - de gunstige inschepingspunten, gevormd door de werven met haventjes, over het hoofd waren gezien, werd een boot te water gelaten onmiddellijk voorbij het laatste huis aan de westzijde van de dijk (zie foto). 75 Plaats waar door C.-.III-l R.W. een atosboot werd te water gelaten en een res. le luitenant sneuvelde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 95