bestond, opdracht ontvangen om Waalhaven te gaan heroveren. Onverwacht werd daarna op vijand gestoten aan de Noord en ontstond vertraging in de overgangs pogingen, doordat het overgangsmaterieel zich achter in de collonne bevond. Bovendien miste de divisie zowel haar regimenten huzaren-motorrijders als haar eskadrons pantserwagens. C.-Lt.Div. heeft echter van de aanvang af het inzicht ontbroken, dat snelheid in optreden geboden was. Ondanks de vermoeidheid van de troepen had onmiddellijk bij het vernemen van de bezetting van de weste lijke oever van de Noord door de Duitsers moeten worden getracht, de brug en de westelijke oever in handen te krijgen; elk tijdverlies was hierbij winst voor de vijand. C.-7e Vliegerdivisie, die niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de brug over de Noord bij Alblasserdam en verrast werd door de spoedige verschijning van de Lichte Divisie, kreeg door het gebrek aan voortvarendheid aan Nederlandse zijde de gelegenheid om zich afdoende te beveiligen. Toen de vijand met duikbom menwerpers ingreep, was het pleit beslist en een overgang over de Noord met de middelen, waarover de Lichte Divisie beschikte, vrijwel uitgesloten. Het verdere optreden van de Lichte Divisie wordt behandeld in Hoofdstuk IV. Allereerst zal nu het oprukken van het 3e Grensbataljon in de richting van Waalhaven worden beschreven. e. DE OPMARS VAN HET 3e GRENSBATALJON, NA AANKOMST TE WILLEMSTAD, IN DE RICHTING VAN WAALHAVEN Op blz. 8 is medegedeeld, dat de commandant van de veiligheidsbezetting van het bruggenhoofd Willemstad, kapitein J. W. N. Meijjes, op 9 Mei te 23.00 van C.-Groep Spui bevel had ontvangen om met ingang van 10 Mei 1.00 de over gangen over de Mark en de Dintel te doen bezetten (zie schetskaart nr Z. 8) te Dintelsas (sluizen), noordoost van Dinteloord (brug), bij Stampersgat (brug) en bij Standdaarbuiten (brug) en deze bezet te houden, totdat het 3e Grensbataljon (3 G.B.) zou zijn doorgetrokken naar Willemstad. Als gevolg daarvan waren op 10 Mei 2.00 de vier genoemde punten elk bezet door een sectie tirailleurs en een zware mitrailleur, terwijl de kapitein Meijjes en C.-M.C.-I-39 R.I., res. kapitein J. C. A. Isaacs, zich bevonden bij de brug te Stampersgat. Uit de radioberichten werd het begin der oorlogshandelingen bekend, waarna te 4.30 bevel tot inunderen was ontvangen door de Chef van het inundatiestation Willemstad. (Zie hiervoor verder Hoofdstuk VI onder a bij bruggenhoofd Wil lemstad). 3 G.B. was belast met de bewaking van de Nederlands-Belgische grens ten zuiden en zuidwesten van Roosendaal en moest op daartoe ontvangen bevel een aantal vernielingen langs de grens uitvoeren. C.-3 G.B., majoor A. G. C. Reijers, was er op 9 April mede in kennis gesteld, dat zijn bataljon daarna ter beschikking 78

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1963 | | pagina 98