SPANJE EN PORTUGAL
Dat de mogendheden der Grote Alliantie na de noodlottige afloop
van de veldtocht van 1710 niet voor goed van de oorlog op het
Iberisch Schiereiland afzagen is voor een deel te verklaren door het
feit, dat het een prestigezaak gold. Alleen wanneer Frankrijk de
handen ten enenmale van Spanje zou hebben afgetrokken en vrede
gesloten, zou het wellicht mogelijk zijn geweest Karel van Habs-
burg met vereende krachten op de troon te brengen, waarbij de
duurzaamheid van een zodanige gewelddadige onderwerping van het
trotse en dappere Spaanse volk dan nog buiten beschouwing moet
blijven. Misschien heeft aartshertog Karel toch nog gehoopt dat de
toestand zich in deze zin zou ontwikkelen. Hij was althans geenszins
voornemens de strijd op te geven. Hetzelfde standpunt nam zijn
keizerlijke broeder in, die omstreeks deze tijd tot een vergelijk was
gekomen met de hertog van Savoye en tevens de oorlog met de
Hongaren eindelijk tot een einde had gebracht, omstandigheden die
tot een ietwat grotere krachtsinspanning in Spanje in staat stelden.
Dat Engeland bereid was nog eens weer belangrijke versterkingen
naar het Spaanse strijdtoneel te zenden, zal zijn verklaring vinden in
de handels- en andere voordelen, die het bij de vrede, die toch eens
moest komen, van Spanje hoopte te verwerven. Het waren toch
juist de Tories geweest, die steeds meer voor de krijg in Spanje dan
voor die in de Nederlanden hadden gevoeld. Zelfs de Staten beloof
den, behalve de gewone recruten, nog vier bataljons te zullen zen
den; tot de uitvoering dier belofte is het evenwel niet gekomen 1).
Zodoende kon Karel iii hopen zich met behulp der te wachten
nieuwe troepen althans in Catalonië te kunnen staande houden.
In allen gevalle zou hij zich echter nog het verlies van Gerona,
de Noordelijke toegangspoort tot het overgebleven gebied, moeten
getroosten. Noailles had de stad i£ December van het vorig jaar
ingesloten, en Starhemberg was ten enenmale buiten staat haar
te redden. De wallen waren, als die van alle Spaanse vestingen ver
ouderd; de sterkte berustte voor een groot deel op een viertal op
de naburige hoogten aangelegde forten, alsmede op de steile rotsen,
waarop de stadsmuur ten dele was gebouwd.
79
HOOFDSTUK VII
(Zie Band II, schets nr 6)
9 Murray V-243, 247. Voor de toestand bij het regt. St. Amand zie diens brieven aan Heinsius
d.d. 2 Januari en 9 Maart 1711 (bijlagen 8 en 9).