chementen kwam het 9 Juni tot een gevecht bij Sollingen, dat in het
voordeel der Rijkstroepen afliep.
In het begin van Juli werd in het Rijksleger het bericht ontvangen
van het detachement van St. Fremont naar de Boven-Rijn. Dit werd
aanleiding tot het verlaten van het vooruitgeschoven kamp bij
Muggensturm en het bezetten van de meer achterwaartse linies van
Ettlingen, welke Karlsruhe dekten. Het tweede Franse detache
ment, dat van Bouzols, arriveerde op het eind van Juli aan de
Lauter; de algemene toestand onderging echter door deze detache
menten geen verandering.
De 29e Juli kwam Eugenius te Miihlburg in het leger. Hij vond
de troepen in goede toestand, doch het bleek tevens, dat aan aan
vallende bewegingen niet te denken viel, daar het ten enenmale aan
geldmiddelen ontbrak voor magazijnen en treinwezen. Gelukkig
was het bij de Fransen, waar Harcourt 24 Juni te Straatsburg het
bevel op zich had genomen, al niet veel beter. Aan beide kanten
beheerste het foeragevraagstuk de toestand. Op de rechter Rijn
oever was de voorraad opgeteerd, en alle pogingen van Eugenius
om van de Duitse kreitsen en keurvorsten foerage te bekomen leden
schipbreuk. Er zat niets anders op dan op de linker Rijnoever over
te gaan, wat 30 Augustus geschiedde bij Philipsburg. Een kamp werd
betrokken bij Dudenhofen, nabij Spiers, waar in 1703 slag was ge
leverd. Harcourt, de reden van dit 'offensief' doorziende, bleef
rustig achter de Lauter. Begin November keerde het leger over de
Rijn terug, en een week later betrokken beide partijen^de winter
kwartieren.
Het Italiaanse front onderscheidde zich in zoverre van dat aan de
Rijn, dat er althans een werkelijk offensief plaats had. Het was ae-
richt tegen Savoye en had ten doel naar het dal van de Boven-Isère,
en vandaar verder in Zuid-Frankrijk door te dringen. Het Keizerlijk-
Piëmontese leger, met een totale sterkte van $6 bataljons en 43
eskadrons, of 36 000 man en 6000 paarden, werd aangevoerd door
Victor Amadeus ii van Savoye, onder wie Daun over de Keizer
lijke troepen het bevel voerde. Aan Franse zijde voerde Berwick
ter verdediging van het Alpenfront het bevel over 66 bataljons en
29 eskadrons, welker sterkte als 30 000 man voetvolk en 4000
ruiters wordt opgegeven. Deze waren ten dele over tal van posten
verdeeld, terwijl Berwick met een mobiel korps van 24 bataljons
stelling nam te Guillestre aan de Boven-Durance.
Het geallieerde leger was half Juni geconcentreerd in een kamp
bij S. Benigno in de omgeving van Turijn. Het veldtochtspl an dat
88