hier werd opgemaakt was het volgende. De hoofdmacht, uit 33 bataljons en slechts weinig cavalerie (2 50 paarden) bestaande, zou, onder de hertog van Savoye en Daun, door het dal van de Dora Riparia over Susa, de Mont-Cenis en Moutiers aan de Boven-Isère naar Conflans doordringen; een nevengroep van 11 bataljons en ongeveer 30 eskadrons zou onder de Piëmontese generaal Schulen- burg de weg nemen over Aosta en de Kleine St. Bernard, zich bij Moutiers met het hoofdleger verenigen en vandaar als voorhoede naar Conflans oprukken. Met de opmars diende te worden gewacht tot de sneeuw vol doende was weggesmolten; zij begon daarom eerst 29 Juni. Hoewel men uit de aard der zaak grote terreinmoeilijkheden had te over winnen, verliep zij voorspoedig; opmerkelijk is, dat de pas van de Mont-Cenis noch die van de Kleine St. Bernard werd verdedigd. De 10e Juli verenigden de beide colonnes zich bij Moutiersde 1 2e bereikte de voorhoede Conflans. De 2^e werd, zonder zware tegen stand, Montméliant bereiktde 29e bezette de voorhoede Chambéry, terwijl de hoofdmacht een kamp betrok bij Monbéliant. Intussen was Berwick met zijn mobiele legermacht op de plaats waar het gevaar dreigde verschenen. De 23e betrok hij met 3^ bataljons een sterke stelling bij Barraux, 10 km ten Zuiden van het geallieerde kamp, waar hij niet alleen de weg naar Grenoble versperde, maar tevens een verder oprukken naar het Rhonedal onmogelijk maakte. Het werd weldra duidelijk dat de geallieerde opmars haar cul minatiepunt had bereikt. De hoop in Savoye te kunnen overwinte ren om de veldtocht het volgend jaar voort te zetten moest worden opgegeven wegens onoverkomelijke moeilijkheden van aanvoer, ver pleging en foerage in het onherbergzame land. Ruim een maand bleef het leger werkloos in het kamp van Montméliant; daarna begon 8 September de terugtocht, aanvankelijk naar Conflans. Toen, bij het aanbreken van het najaar, het gevaar begon te dreigen dat de sneeuw de passen onbruikbaar zou maken, werd de terugtocht de 18e voortgezet naar Piëmont. Zij vond zonder grote ongevallen plaats, waarna beide partijen half October de winterkwartieren be trokken. Resultaat had de veldtocht niet opgeleverd, tenzij men als zodanig wil beschouwen dat aan weerskanten vrij belangrijke strijd krachten waren in beslag genomen, welke anders misschien op andere fronten, met name in Spanje, konden zijn ingezet1). Over de maritieme krijgsverrichtingen valt dit jaar weinig mede 89 Voor een uitvoerige beschrijving van de veldtochten aan de Boven-Rijn en in Italië zij verwezen naar de betreffende hoofdstukken in Feldzüge XIII en Pelet X.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 113