ENGELAND EN DE GROTE ALLIANTIE
De vredespreliminairen, welke 8 October 1711 door MÉnager
voor Frankrijk, door St. John en Dartmouth voor Engeland
werden getekend, waren een belangrijke, doch nog slechts een
eerste stap op weg naar de vrede. Voor Engeland konden zij nauwe
lijks gunstiger zijn: alle voordelen, welke het zich bij de latere
Utrechtse vrede zag toegewezen, waren er reeds in vervat. De
bondgenoten daarentegen hadden alle reden zich te beklagen;
over hun belangen werd slechts in het vage gesproken, en verder
mochten zij over hun deels tegenstrijdige aanspraken harrewarren
op het voorgestelde vredescongres. Bovendien was de gehele poli
tiek der Tories een flagrante schending van de bepalingen der Grote
Alliantie. Alle gebelgdheid, hoe gerechtvaardigd ook, kon de ogen
echter niet doen sluiten voor het feit, dat Engeland zich eenmaal van
de positie van vredesbemiddelaar had meester gemaakt en tenslotte,
door zich uit de oorlog terug te trekken, de vrede kon afdwingen.
Tevergeefs zonden de Staten Willem Buys naar Engeland om te
trachten de koningin van de vredehandel, waarvan zij zich weinig
goeds konden voorstellen, te doen afzien. De zaak was reeds be
klonken, en de graaf van Strafford, voorheen Lord Raby, de
vroegere Britse gezant te Berlijn, kreeg uit Londen bevel in geen
overleg met de Staten te treden aleer deze in het openen van een
algemeen vredescongres hadden toegestemd. De Staten legden zich
er tenslotte bij neer, in de hoop dat Engeland van zijn kant hun
aanspraken in zake de barrière zou steunen, althans niet tegen
werken; een hoop die weldra ijdel zou blijken. Ook de andere
bondgenoten zagen zich thans wel genoopt aan het congres deel te
nemen, wilden zij zich niet alle invloed op de loop der gebeurte
nissen zien ontgaan. De keus der plaats viel op Utrecht; de opening
zou geschieden op 1 2 Januari 1712
Reeds in December waren, als antwoord op de toestemming
der Staten, de voorheen met Engeland gesloten verdragen tot
wederzijdse bijstand, in het bijzonder dat van 1678, vernieuwd,
met uitzondering echter van het barrière-traktaat van 1709, het
lokmiddel ter wille waarvan de Staten indertijd van de zo voor
delige Franse aanbiedingen hadden afgezien. Hierin weigerde St.
John toe te stemmen, enerzijds uit oude haat en afgunst jegens de
Republiek, anderzijds uit overweging, dat Frankrijk, na de vele
93
HOOFDSTUK I