De eerstgenoemde aanklacht, tot een bedrag van 63 000 pond
sterling lopende, was moeilijker te weerleggen. In onze tijd zou
men zeker van een ernstig geval van corruptie hebben gesproken.
Te meer had zij de schijn van waarheid voor zich, doordat Marl
borough bij vriend en vijand de reputatie van verregaande finan
ciële baatzucht genoot. Ook hier kon hij zich echter al of niet naar
waarheid op 'secret service' beroepen. In allen gevalle betrof het
een dier praktijken, die in het toenmalig beheer ver van zeldzaam
waren, en waarmee de ministers zeker reeds lang bekend waren,
maar waarvan men zich nu bediende om een tegenstander, aan wie
het land de grootste verplichting had, uit het zadel te lichten.
Intussen gaf het gebeurde de koningin aanleiding, zogenaamd ten
einde een onafhankelijk onderzoek te waarborgen, om Marl
borough van al zijn waardigheden te ontslaan (1 Januari 1712).
Opperbevelhebber over de Britse troepen in de Nederlanden werd
James Butler, hertog van Ormond, die tevens kolonel werd van
het ie regiment gardes te voet. Hij was sedert 1710 'Lord
Lieutenant' van Ierland, een fatsoenlijk man, doch zonder bepaalde
militaire verdiensten of reputatie. Grootmeester der artillerie
('Master General of the Ordnance') werd lord Rivers.
Nu met Marlboroughs verwijdering het opgezette kabaal zijn
dienst gedaan had, liep de aanklacht zelf met een sisser af; alleen
nam het Lagerhuis begin Februari na vinnige debatten een resolutie
aan, waarbij de ontvangst van het geld van de broodleveranciers
onrechtmatig en onwettig werd genoemd ('unwarantable and
illegal'), en de 2% procent reductie op de soldij der vreemde
troepen werd beschouwd als 'public money', waarvan rekening
behoorde te worden afgelegd x).
Slechts enkele dagen na de hiergenoemde beslissende gebeurte
nissen zette Eugenius van Savoye voet op Engelse bodem. Zijn
bezoek was een laatste poging om het getij nog te doen keren, en zo
iemand, dan had de in geheel Europa bewonderde veldheer kans van
slagen. Hij had de keizer, thans de jonge Karel vi, 3 December te
Innsbruck verlaten, en kwam de 17e in Den Haag aan. Hoewel
Heinsius en zijn medewerkers, te midden van de onderhandelingen
met Strafford, aanvankelijk tegen zijn komst, die hun weinig
gelegen kwam, hadden opgezien, bleek al spoedig dat zij in zake de
voortzetting van de oorlog bereid waren één lijn met de keizer te
trekken. In beginsel werd reeds overeengekomen, dat van de totale,
96
Trevelyan Chapter XII; Coxe 459 vlg., 478 vlg.Churchill II-935; Afscheidsbrief van Marl
borough aan Heinsius: Van 't Hoff nr 1008 Marlboroughs antwoord aan de koningin bij Churchill
II-912.