9i ooo man tellende Keizerlijke strijdkrachten een korps van 23 000 man in de Nederlanden zou worden aangewend, al rezen ook nu weer de gewone moeilijkheden over het verschaffen van brood en foerage voor deze troepen1). Na de nodige conferenties te hebben gehouden ging de prins de 9e Januari scheep naar Engeland; na zeven dagen in storm en tegenwind op de Noordzee te hebben gezwalkt arriveerde hij de 16e te Londen. Het ontbrak noch aan toejuichingen van de zijde des volks, noch aan eerbetoon van die der Britse koningin, die hem een met diamanten bezette degen ter waarde van een halve ton ver eerde. Wat het doel zijner zending betreft vond hij echter het tij reeds verlopen. De memories, welke hij achtereenvolgens bij de Britse regering indiende, veranderden niets aan de eenmaal in geslagen richting2). De 31e Maart was de prins in Den Haag terug met de zekerheid, dat de vrede tussen Engeland en de zonne koning zo goed als beklonken was, dat voor de verdere oorlog voering bitter weinig meer van Engeland was te verwachten, en dat dit ook gold voor de oorlog in Spanje. Reeds de 11e had hij de keizer over het Engelse ministerie geschreven: 'gewisz ist es in- dessen, als dass es geflissentlich suche alles zu trainiren und mithin den Anfang des Feldzuges allenthalben fruchtlos zu machen', en in zijn verslag aan de keizer van 10 April: 'Von vertrauter und guter Hand habe ich weiters erfahren, dass sie ihre Truppen in denen Niederlanden, wie der Gross-Schatzmeister mir auch selbsten zu verstehen gegeben, nicht offensive wollen agiren lassen. .'3). Wat de oorlog in Spanje aangaat, had Eugenius het aanbod van de keizer overgebracht, van de 40 000 man, welke men hier nodig achtte, er 30 000 te verschaffen, benevens een miljoen daalders van de vier miljoen waarop de oorlogskosten werden geschat. Tot nog toe had Engeland de betaling der Keizerlijke troepen in Spanje op zich genomen, doch juist in deze tijd was Argyll, de onlangs aangewezen Britse bevelhebber in Spanje, naar Engeland terug gekeerd na de opdracht aan de betaalmeester te hebben achter gelaten, tot nader order geen betalingen meer ten behoeve van de Keizerlijke strijdkrachten te doen. Het bovengenoemde royale aanbod werd voor kennisgeving aangenomen, en tenslotte voor de beslissing over Engelands bijdrage aan de Spaanse oorlog naar de eerstvolgende bijeenkomst van het Parlement verwezen. Kortom uit alles bleek, dat het ministerie besloten was, zich uit de Spaanse 97 Lamberty VII, p. 3, 4; Feldzüge XIV p. 7, 8. 2) De memories in Feldzüge XIV, Supplement p. 10, £3, £7, 68, 87. Lamberty VII, 368—385". 3) Feldzüge, Supplement p. 7^, 97.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 121