KRIJGSTOERUSTINGEN De onderhandelingen over de vrede tussen St. John en Torcy ener- en op het Utrechtse congres anderzijds, waren geen beletsel voor de bij de oorlog betrokken mogendheden, om zich met kracht op de nieuwe veldtocht voor te bereiden. De grootste ijver van allen legden keizer Karel vi en Eugenius van Savoye aan de dag. Juist de nieuwe koers in Engeland en de in gang zijnde open lijke en private onderhandelingen waren hiertoe een aansporing te meer. Ondanks de in Spanje opgedane ervaringen hield de keizer nog steeds vast aan de integrale afstand der Spaanse monarchie met toebehoren, benevens, voor het Duitse Rijk, afstand van al wat Frankrijk bij de vredes van Munster, Nijmegen en Rijswijk had verworven. Slechts een beslissende overwinning der geallieerden kon Frank rijk en Spanje er toe brengen deze, door de gebeurtenissen reeds achterhaalde eisen te aanvaarden, en Engeland dwingen zijn onder handelingen af te breken, vóórdat deze het stadium hadden bereikt waarin dit land zich geheel uit de oorlog zou kunnen terugtrekken. Het was dus zaak de strijd met de grootste kracht en voortvarend heid te hervatten en voort te zetten; onophoudelijk zien wij Eugenius bij de keizer hierop aandringen, en tevens op nauwe aan eensluiting tussen alle van de vrede op Engelse voorwaarden af kerige mogendheden. Eensgezind, snel en krachtig handelen kon, zo betoogde hij uit den treure, de Grote Alliantie nog redden x). Gerede instemming vond hij in de Republiek. Niet dat men hier warm liep voor des keizers bijzondere oorlogsdoeleinden, integen deel, maar met de noodzakelijkheid van krachtige oorlogvoering waren Heinsius en zijn kring het eens. Het was de enige wijze om van het barrière-traktaat van 1709 te redden wat er van te redden viel. De militaire toestand was niet ongunstig. Door de val van Bouchain hadden de bondgenoten vaste voet in de 'Non plus Ultra' linies; achter deze waren geen natuurlijke hindernissen meer welke zich tot het opwerpen van nieuwe verdedigingswerken leenden. Slechts door een slag in het open veld zou de vijand de inneming kunnen verhinderen van de laatste vestingen, welke de bondgenootschappelijke legers nog scheidden van het hart des HOOFDSTUK II 1) Zie zijn brieven aan Karei VI en Sinzendorf in Feldzüge XIV, Supplement passim. 105

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 129