Volgens het krijgsplan, dat aan Oostenrijkse zijde was opgemaakt,
stelde men zich hier voor, offensief op te treden in Spanje en de
Nederlandenin het eerste als zijnde '1'object principal de la guerre'
het laatste omdat alleen daar de mogelijkheid bestond in het
hart van Frankrijk door te dringen en het tot vrede te noodzaken.
Defensief zou men blijven in Savoye en aan de Rijn. In de Alpen
toch waren, wegens de sneeuw, slechts de maanden Juni tot Sep
tember voor operatiën geschikt, waarna de terugtocht naar Italië
moest worden aangenomen. Aan gene zijde der Alpen te overwin
teren was namelijk uitgesloten daar de verbinding met Italië maan
denlang ten enenmale was onderbroken, en het land geen middelen
tot onderhoud bezat. Een en ander hadden de laatste veldtochten
voldoende bewezen. Ook wat de oorlog aan de Rijn aangaat had
de ervaring overvloedig aangetoond dat van aanvallende strategie
geen heil was te verwachten. Wegens de eenmaal bestaande con
stitutie van het Rijk was het onmogelijk de hiertoe nodige middelen
ter beschikking te krijgen 1).
Of een veldheer als Eugenius in gemoede instemde met het
voornemen, nog meer troepen in de Spaanse heksenketel te werpen,
is zeer twijfelachtig. Het was de keizer, die zijn hart aan dit gedeelte
der oorlogvoering had verpand, mede wellicht uit de menselijke
beweegredenen zijn trouwe Castilianen niet aan de wraak der
tegenpartij prijs te geven. Wij zagen echter reeds dat Eugenius' aan
biedingen geen verandering brachten in Engelands voornemen zich
uit de Spaanse krijg terug te trekken. Het gevolg was, dat van onder
nemingen op enigszins grote schaal in Spanje geen sprake kon zijn;
men mocht blij zijn als het stukje van Catalonië, waarover de
keizerin bij afwezigheid van haar gemaal en bijgestaan door Star
hemberg het bewind voerde, behouden kon blijven.
Intussen had Eugenius reeds de staat opgemaakt van de Keizer
lijke strijdkrachten. Met aantrekking van alle slechts enigszins ter
beschikking staande troepen uit Hongarije, Zevenburgen en de erf
landen was de sterkte opgevoerd tot 91 000 man, namelijk in
Lombardije 28 000, in Napels 7 000, in Spanje 18 000, in het Rijk
13 000. Verder een 'corps de reserve' van ruim 23 000 man, waar
van de bestemming pro forma nog was opengelaten, maar waarvan
reeds toen de prins in Januari in Den Haag was, was uitgemaakt dat
het in de Nederlanden zou worden gebruikt. Alleen was hierbij
het voorbehoud gemaakt, dat de Staten middelen zouden vinden
tot het verschaffen van brood en foerage, de van ouds bekende
x) Feldzüge XIV, 377, 378.
I07