zaakt zag het Scarpewater in de moerassen langs de Zuidelijke oever af te leiden door het doorsteken van de dijk boven Anchin Niet voor 18 Januari kon Yvoy met het 'principale werk' een aan vang maken. Tegen storing van 's vijands zijde werd het werk be veiligd door de gevormde inundatie en tevens door redoutes op de toegangswegen. Na tien dagen van stage arbeid waren de laatste obstakelen opgeruimd en was de rivier weer volkomen bevaarbaar. Wilde men echter geen kans lopen na enige tijd opnieuw te moeten beginnen, dan diende ook voor verdere beveiliging gezorgd, wat ook gold voor het herstelwerk aan het Deulle-kanaal en voor de convooien naar Douai. Reeds de 16e was hierover conferentie te Doornik gehouden tussen Albemarle, Cadogan en Philip Vegelin van Claerbergen, die als Gedeputeerde van de Raad van State de 14e uit Den Haag was overgekomen. De beide generaals oordeelden het om juistgenoemde reden nodig, dat uit de garni zoenen van de Maas, Brabant en Vlaanderen een detachement zou worden bijeengebracht van 18 bataljons en 20 eskadrons, welke troepen zó nabij de Deulle en Scarpe zouden moeten legeren, dat zij op het eerste alarm zouden kunnen uitrukken en tegen nieuwe aanslagen optreden. Vegelin had tegen een dergelijk detachement verschillende bezwaren, onder anderen de 'ruïne' van het platteland en van de troepen zelf, en gaf er de voorkeur aan de naaste garnizoe nen te versterken. Wegens het belang der zaak verzochten Albe marle en Vegelin aan Cadogan een 'keer' naar Den Haag te willen doen om de mening der Staten te vernemen. Deze aanvaardde de opdracht 'sonder hesitatie en met veel plaisier, als sijnde ten uijterste geporteert voor het avancement van de gemeene saak'. De opinie der generaals heeft blijkbaar bij de Staten de doorslag gegeven, althans het door hen voorgestane dekkingsdetachement is inderdaad geformeerd en langs de rivieren gekantonneerd, hoe wel wij de juiste sterkte niet vermeld vinden, en al duurde het nogal enige tijd eer de troepen ter plaatse waren: Yvoy bericht 2 Februari, dat de detachementen uit Vlaanderen de 7e aan de Scarpe werden verwacht. Intussen was de toestand nog lang niet zonder gevaar, te meer omdat het werk aan de redoutes slecht op schoot wegens de vorst. Berichten omtrent troepenbewegingen aan Franse zijde duidden op nieuwe aanvalsplannen. Ook maakten de Fransen van de vorst gebruik om hun magazijnen te voorzien in Cambrai, Arras, Condé, Valenciennes en Bapaume. Hun voor naamste magazijnen waren die van Cambrai en Arrasde geallieerden x) Pelet XI-7. Bronnen van Staatse zijde maken van dit geval geen melding. III

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 135