waren echter niet voornemens de vijand met de bevoorrading on gestoord zijn gang te laten gaan 1). Te Bouchain voerde, zoals men zich herinnert, Grovestins het bevel als gouverneur. Van spionnen bericht ontvangen hebbende, dat een convooi van Cateau-Cambresis naar Cambrai zou vertrekken, vroeg hij 800 man cavalerie aan van het garnizoen van Douai en begaf zich met deze op weg om het convooi te onderscheppen, dat hij niet ver van Cambrai aantrof, bestaande uit $o wagens met hooi en haver, onder escorte van 200 grenadiers en $o beredenen. Deze maakten aanstalten om zich te verdedigen, en vormden daartoe met hun voertuigen een wagenburcht, doch na omsingeld en ge sommeerd te zijn gaven zij zich bij nader inzien 'op discretie' over. Na de hooiwagens te hebben verbrand en de haver op het veld te hebben uitgestrooid, keerden Grovestins en de zijnen met de gevangenen en 100 buitgemaakte paarden huiswaarts. Tot beveili ging van de terugtocht was de overgang over het riviertje de Hordain bij Rieux met 300 man bezet, die echter niet in actie behoefden te komen. Deze geslaagde onderneming moet op of om streeks 13 Januari hebben plaats gevonden 2). Pogingen om 's vijands magazijnen in brand te steken waren in deze oorlog van beide kanten reeds meermalen en met wisselend geluk ondernomen, doch nog nimmer zo systematisch als in deze laatste veldtocht door de geallieerden geschiedde. Een uitgebreid spionagesysteem kwam hun hierbij te stade. Zo had Dohna FerrassiÈres, de gouverneur van Bergen, sedert enige tijd de toestand te Quesnoy en Landrecies doen verkennen, en in de avond van 1 Februari trokken 600 man te paard onder de kolonel 's-Gra- vemoer uit om in beide plaatsen de magazijnen met vuurpijlen in brand te schieten. Bij Quesnoy liep de onderneming op niets uit. Zij was wegens het maanlicht enige dagen uitgesteld, en intussen hadden de Fransen de inhoud der magazijnen weggevoerd of ver bruikt. Bij Fandrecies was het succes blijkbaar matig. Wel bericht Dohna dat het magazijn in brand werd gestoken, doch de nadruk valt op het feit dat de vijand niet durfde uitvallen, en alleen op de aanvallers vuurde, doch zonder dat deze één man verloren. Pelet, die spreekt van 600 man infanterie en 800 ruiters, zegt kortweg: 'la garnison s'opposa au succes de cette entreprise, et le detache ment se retira' 3). Yvoy aan Heinsius, Marchiennes 26 Januari en 2 Februari 1712 (Heins. Arch. 1699); Vegelin van Claerbergen en Albemarle, beiden aan de R.v.St., uit Doornik 17 Januari 1712; Vegelin a.d. R.v.St., Bouchain 27 Januari (R.v.St. 697). 2) Eur. Mere. 81. 3) Dohna Ferrassières a.d. R.v.St., Mons 3 Februari 1712 (R.v.St. 697). Pelet XI-9. I I 2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 136