Montesquiou, de Franse bevelhebber der Noordelijke frontie
ren, antwoordde in de nacht van op 6 Februari met een aanslag als
die waarvoor Yvoy bezorgd was, namelijk een poging om de
Scarpe opnieuw onbruikbaar te maken, en wel door de sluis bij
Thun te vernielen. De grote bossen, welke zich tussen dit gedeelte
van de Scarpe en de Schelde bevinden, begunstigden een verrassende
onderneming, gelijk reeds het vorig jaar bij de overval van Haute-
rive was gebleken. Een korps van omstreeks 8 ooo man uit de
garnizoenen van Condé, Valenciennes en Quesnoy, met 6 stukken
geschut en onder persoonlijk bevel van Montesquiou trok in de
genoemde nacht naar Hauterive en viel de nabijgelegen post van
Locron aan. De bezetting, een officier met 30 man, verdedigde
zich kranig, zodat de vijand voor dit onaanzienlijk werkje het hoofd
stootte, wat wel als een bijzonderheid mag worden beschouwd. Een
troep trok vervolgens de rivier over en nam de post van Thun
gevangen, die uit een sergeant en 7 man bestond. De sluis bleek
moeilijk te vernielen wegens de hoge waterstand; de aangerichte
schade was dan ook van weinig betekenis en in 2 of 3 dagen te ver
helpen. Des morgens 9 uur nam Montesquiou de terugtocht aan.
Een uur tevoren had Albemarle bericht gekregen van de aanslag.
Tegen de middag rukte hij met het garnizoen van Doornik en 6
stukken geschut uit, na het garnizoen van Rijssel te hebben bevolen
met nog 6 stukken te volgen. Ter hoogte van Maude gekomen, bleek
hem dat de vijand reeds was afgemarcheerd, zodat deze krachtige
maatregelen overbodig bleken1).
Drie dagen later, in de nacht van 9 op 10 Februari, zijn het weer
de geallieerden die een kans wagen. Hompesch, nog steeds gouver
neur van Douai, had reeds begin Januari een maand verlof gevraagd,
in de mening dat er wegens de vorst weinig zou kunnen voorvallen,
maar had, toen het aan de frontieren min of meer rumoerig werd,
zijn aanvraag ingetrokken. Thans had hij het gemunt op het foerage-
magazijn van Arras, waar geweldige quantums hooi lagen opge
stapeld. De aanslag, die hij had ontworpen, kan als een bewijs
gelden, dat zelfs de zorgvuldigst voorbereide onderneming door een
kleinigheid kan mislukken. Zijn plan was het volgende. Vijftig man
nen zouden uit hun geweer elk een vuurpijl van 'bleek', expres hier
toe vervaardigd, op het magazijn afschieten. Tevens zou uit twaalf
hand- of Coehoornmortieren een honderdtal vuurkogels op het
zelfde doel worden geworpen, en wel door 24 uitgezochte grena
diers uit het garnizoen, die bovendien nog elk een rijksdaalder
Albemarle a.d. St.Gl., 7 Februari 1712 (St.Gl. £034). Pelet XI-8.
113