eskadrons uit de garnizoenen van Douai, Rijssel, Doornik en Bethune. Een reservekorps tot dekking, zo nodig, van de terug tocht werd gevormd uit de verderaf liggende garnizoenen van Aire, Meenen, Kortrijk, Oudenaarden en Ath ter sterkte van 2 i bataljons en 16 eskadrons; te zamen dus $-j bataljons en 60 eskadrons. De bataljons waren alle van 300 man; de eskadrons waren voltallig. De cavalerie stond onder Cadogan, Hompesch, Grovestins en Chanclos, de infanterie onder de prins van Holstein-Beck, Pallandt, Murray en de generaal-majoors Keppel, Yvoy, Werthmüller en Boisset, een ware keurbende. Om de vijand op een dwaalspoor te brengen werden ponton bruggen over de Scarpe geslagen bij Marchiennes en Hasnon. Des morgens van 1 Maart werden deze afgebroken en de pontons met spoed vervoerd naar Fampoux, waar het merendeel der troepen de Scarpe moest passeren. Op de verdere maatregelen tot misleiding van de vijand en tot geheimhouding van de aanslag kunnen wij thans niet ingaan; de orders hiertoe vindt men uitvoerig in het verslag van Albemarle aan de Staten-Generaal. Genoeg zij het te zeggen dat het gehele plan werd opgezet met een overleg en zorgvuldigheid welke iedere militaire operatie ten voorbeeld kunnen strekken. Albemarle zelf geleidde de troepen uit Douai, en verliet deze plaats drie uur des namiddags van 1 Maart, met een artillerietrein van 8 stukken van 1 2 en 4 pond, 6 houwitsers, 4 zware mortieren en 300 wagens met ammunitie en materieel. Omstreeks midder nacht bereikte men de hoeve van La-cour-au-bois ten Oosten van Arras, waar het rendez-vous was en waar de troepen uit Rijssel, Bethune en Doornik zich vervolgens over Fampoux bij het detache ment aansloten, evenals 2000 arbeiders. De troepen namen stelling ten Zuiden van de stad, tussen de voorstad van Ronville en de Crinchon; 's morgens 7 uur werden de loopgraven geopend tegen over hetzelfde front waar Hompesch zijn aanslag had verricht, tussen de citadel en de oude stad. In de stad bleef men van dit alles onkundig; des morgens vroeg waren zelfs de poorten geopend zonder vooraf de vereiste 'veldontdekking' te doen, een aperte nalatigheid. Eerst nadat de arbeiders een half uur hadden ge werkt bemerkte de vijand onraad. Men hoorde een 'ongeloofe lijken alarm' in de stad, en niet lang daarna volgde een uitval van alle grenadiers van het garnizoen tegen de voorstad Ronville. Na aanvankelijk succes werden zij naar de stad teruggedreven, waarbij de commandant, de kolonel De Belsence, met enige officieren en soldaten werd gevangen genomen. De verdere tegenactie bepaalde zich nog slechts tot artillerievuur, dat weinig schade aanrichtte. 1 *5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 139