Intussen werd de artillerie der geallieerden in batterij gebracht en des avonds begon uit alle stukken het vuur met bommen, gloeien de kogels en vuurkogels. Wel was Montesquiou, toen hij van overlopers het doel van 's vijands expeditie had vernomen, begonnen met de voorraden naar een veiliger plaats over te brengen, maar dit moeizaam werk was nog slechts weinig gevorderd toen om vijf uur de eerste bommen vielen. Om half elf raakte het magazijn in brand. De regen van bommen maakte het blussen onmogelijk, een felle wind wakkerde des nachts het vuur aan, en vóór de dag aanbrak lag het gehele complex in de as. Dezelfde morgen (3 Maart) werd de terugtocht aanvaard. Het reservekorps, dat opdracht had naar Fampoux te marcheren, be hoefde niet in actie te komen, daar iedere achtervolging uitbleef. De gehele expeditie had een verlies van 20 doden en gewonden gekost. De kapitein der artillerie Glabbeek, die zich grote verdiensten had verworven bij het ontwerpen en uitvoeren van de schitterend geslaagde onderneming, bracht de tijding ervan naar Den Haag. Men berekende dat de brand de vijand ten minste een miljoen of 1 200 000 rantsoenen armer had gemaakt, zodat hij de hoop om vroegtijdig te velde te komen wel ongeveer kon laten varen. Te meer was zulks het geval omdat ook de Sambre-operatie van Dohna met volledig welslagen werd bekroond. Deze was des morgens uur van de 4e van Binch naar de Sambre gemarcheerd. Om 11 uur bereikte hij Merbe-le-Chateau, waar een tot dekking van de brug opgeworpen redoute met man bezetting zonder enig verlies werd genomen. Enige vijandelijke cavalerie uit Maubeuge en Avennes, welke zich aan de overkant vertoonde onder De Vivans, de commandant van Maubeuge, trok terug toen bleek dat reeds een belangrijk deel van Dohna's detachement was overgegaan. Vervolgens maakte deze zich meester van de post van Solre le Cha teau die de vijand had verlaten, en des avonds nog van het kasteel van La Buissière, welks bezetting tijdig een goed heenkomen zocht. Een watermolen en sluis aldaar werden vernield en in de rivier geworpen. Hetzelfde lot onderging de stenen brug van Merbe- le-Chateau, een oud stevig metselwerk, dat men moest laten springen. In de morgen van de 6e zond Dohna de kolonel 's-Grave- moer met 600 ruiters afzonderlijk uit om de sluis bij Marpent, 1V2 uur ten Oosten van Maubeuge, insgelijks te ruïneren, wat ook inderdaad is geschied1). Vegelin a.d. St.Gl. Douai 3 Maart 1712; Albemarle aan id., Doornik 6 Maart (St.Gl. 5034); Vegelin a.d. R.v.St. 3 Maart (R.v.St. 698); beide eerstgenoemde brieven in Eur. Mere. 178-186; Pelet p. 10-12; Feldzüge XIV, p. 106—107. 116

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 140