vroegtijdig beleg van Arras of Cambrai, en versterkte de bezetting
van beide vestingen tot ongeveer 22 bataljons, terwijl de koning van
zijn kant de achterwaarts in het land gelegerde troepen naar de
grens deed opschuiven. Montesquiou stelde zelfs voor de gehele
infanterie naar de grens, en de cavalerie naar de Somme en Oise te
doen oprukken. Voysin verzette zich er tegen, enerzijds omdat hij
de maatregel vooralsnog niet noodzakelijk achtte, anderzijds omdat
hij tot een ontijdig verbruik van de magazijnsvoorraden zou leiden.
Puysegur, wiens raad werd ingewonnen, adviseerde in dezelfde
zin, en ook Montesquiou zag bij nader inzien van het plan af1).
De maarschalk bepaalde zich er toe enige maatregelen te nemen
om een beleg van een der genoemde vestingen te bemoeilijken.
Daartoe zond hij in de nacht van 21 op 22 Maart drie detachementen
uit; een ervan brak de brug over de Censée bij l'Ecluse af; een
tweede vernielde de sluizen van Harnes en Courrières in het
kanaal dat van de Deulle naar Lens voerdehet derde detachement
vernielde de sluizen in de Scarpe bij Vitry, Biache en Fampoux.
Het blijkt niet dat bij een dezer acties gevochten is; wij horen
slechts dat het garnizoen van Douai uitrukte, doch te laat kwam.
Wij weten niet of de schuld hiervan bij genoemd garnizoen ligt;
in allen gevalle niet bij Hompesch, daar deze de 20e voor enige
weken naar Düsseldorf was vertrokken om familiezaken te regelen.
Het is overigens wel opmerkelijk, dat deze vernielingen, zo dicht bij
de geallieerde frontlijn, ongehinderd konden plaats hebben. Vooral
geldt dit voor die in het kanaal van Lens, welke er op schijnen te
wijzen, dat het kantonnement langs de Deulle nog niet tot stand
was gekomen, hoewel wij tevens vermeld vinden, dat de 22e de
herstelwerkzaamheden aan de Deulle begonnen onder dekking
van een postenketen, door de kantonnerende troepen gevormd
tussen Douai en Pont a Vendin. Men vergenoegde zich met het
uitbaggeren van een vaargeul van voldoende breedte voor één
schip, welk werk zonder storing van 's vijands zijde werd volbracht.
Na 14 dagen (7 April) kon, volgens Franse bron, de vaargeul in
gebruik worden genomen2).
Intussen was de 18e Maart een gevecht voorgevallen waarbij de
cavalerie der geallieerden weinig eer inlegde. De luitenant-
generaal Dohna was te Bergen ervan verwittigd dat over de Sambre
bij Solre-le-Chateau ten Zuidoosten van Maubeuge een honderdtal
artilleriepaarden graasde zonder bewaking. Hij zond een vrije
compagnie en yo beredenen uit om de dieren buit te maken, en de
Pelet 1^-17.
2) ld. 17, 18, 21. Het afbreken der bruggen wordt alleen van Franse zijde vermeld.
Il8