l'Ecluse over de Sensette was gegaan, op de cavalerie van Broglie.
Teruggekeerd zijnde, vond hij de brug bij l'Ecluse reeds door de
vijand bezet, en wierp zich, de paarden in het dorp achter latende,
met zijn 200 man in de schans.
Broglie begon zonder de troepen van Arras af te wachten op
vijf plaatsen de aanval, met het gevolg dat de bezetting zich na
kortstondige tegenstand overgaf. De aanvallers hadden twee
kapiteins en omstreeks 23 man verloren, de verdedigers niet meer
dan vier man. Krijgsgevangen werden de majoor Grunwald van
het regiment van de keurprins van Saksen, Savary, de ingenieurs
Houweyler en Meyboom, die zich beiden reeds bij de beschieting
van Arras verdienstelijk hadden gemaakt, 28 officieren en sergeanten
alsmede f30 manschappen. De officieren werden zeer hoffelijk
behandeld en op hun woord van eer vrijgelaten, de manschappen
'zeer mishandelt en merendeels geplundert'.
Grovestins kreeg om 6 uur bericht van de aanval, waarschuwde
door de gebruikelijke drie kanonschoten de troepen in de omtrek,
en rukte aanstonds met het garnizoen van Douai en enige stukken
geschut tot ontzet uit. Hij vond de brug bij Ferin afgebroken, wat
anderhalf uur oponthoud veroorzaakte, en vernam, bij Estrées
gekomen, dat de schans reeds was overgegaan. Had de bezetting
langer stand gehouden, wat volgens Albemarle zeer wel mogelijk
was geweest, dan had de post waarschijnlijk ontzet kunnen worden,
te meer omdat Albemarle na Grovestins nog alle cavalerie en 200
man per bataljon uit het kantonnement had doen uitrukken.
Montesquiou zag er van af thans zelf aan de Sensette post te
vatten. Hij slechtte de schans van l'Ecluse, en verliet de post, en
tevens die van Biache en Sailly, die hij eveneens had doen bezetten;
de bruggen bij de genoemde plaatsen liet hij afbreken1).
In de eerste week van April viel aan de grenzen niets van aan
belang voor, of het moest zijn dat in de nacht van de 4e op de ge
een afdeling uit Bouchain trok om Cateau-Cambresis te overrom
pelen, welke afdeling onverrichter zake terugkeerde2).
Van meer belang was, dat Eugenilis van Savoye de 3 ie Maart uit
Engeland in Den Haag aankwam. Vegelin en Cadogan hadden juist
dezelfde dag naar het Zuiden willen vertrekken wegens de aanstaande
samentrekking van het veldleger, welke 19 en 20 April zou plaats
vinden. De aankomst van de prins bewoog hen evenwel hun
vertrek een dag uit te stellen, om, zoals deze aan de keizer schrijft,
Pelet p. 20; Eur. Mere. 273; Albemarle a.d. R.v.St., Douai 31 Maart; Cronström aan id.
8 April (R.v.St. 698).
2) Alleen vermeld bij Pelet p. 21.
121