Tot het vormen van het bruggehoofd droeg Hessen-Kassel, na goedkeuring der gemaakte beschikkingen door Eugenius, aan Fagel op, met 40 bataljons (waaronder drie Engelse, die echter niet kwamen opdagen) en 8 eskadrons, waarbij 20 stukken en 6000 werklieden, de 2e Mei de Schelde te overschrijden. Terwijl de hertog van Wurtemberg met 4000 ruiters bij Marcq observeerde tegen de Sensette, overschreed Fagel op genoemde dag de Schelde bij Neuville beneden Bouchain, richtte een kamp in en begon aanstonds met het opwerpen van verschansingen, met als steun punten de dorpen Hordain, Lieu St. Amand en Neuville. Tegenstand van Franse zijde werd hierbij niet ondervonden. Op dezelfde dag trok Hompesch met 2000 man, 4 kanonnen en een aantal werklieden uit Douai naar Arleux, om de dam, welke de Fransen op het einde der vorige maand in de Molinet hadden gewor pen, op te ruimen, zodat het water der Sensette weer voor een deel naar de Scarpe kon afvloeien. Ook deze opdracht werd gelukkig volbracht Van Franse zijde werd veel geschoten door het geschut van de redoutes bij Palluelzonder dat dit verliezen ten gevolge hadterwij 1 Hompesch van zijn kant de genoemde redoutes onder vuur nam. Fagels overtocht over de Schelde waarop, naar Villars vreesde, het forceren van de Schelde boven of beneden Cambrai zou kunnen volgen, gaf de Franse veldheer aanleiding, met een vrij sterke troe penmacht de rivier van Estrun tot bij Marcoing te doen bezetten. Nog vóór de ochtend van de 3e Mei waren deze troepen ter plaatse. Toen bleek dat Fagel geen verdere aanvalsplannen had en zich tot het opwerpen van versterkingen bepaalde, keerden zij, enkele bewakingsposten uitgezonderd, naar hun kantonnementen terug 1). De krijgsverrichtingen van het winterseizoen, welke alle min of meer rechtstreeks als inleiding tot de veldtocht kunnen worden beschouwd, waren hiermee geëindigd. Het doel der geallieerden, het scheppen van gunstige voorwaar den voor de aanstaande veldtocht, hadden zij in hoofdzaak bereikt. Het vervoer over Scarpe en Deulle was vrij gemaakt, aan de voor ziening der Franse magazijnen, en daarmee aan de bewegelijkheid der cavalerie, was ernstig nadeel toegebracht, tenslotte een brugge hoofd op de Schelde tot stand gebracht. De wijze waarop Albe marle de operatiën heeft geleid verdient te meer waardering, omdat hij in Montesquiou ontegenzeggelijk een niet te verachten tegenspeler vond. Door de versperring der rivieren in December Fagel aan Heinsius, kamp van Lieu St. Amand Mei 1712 (Heins. arch. 1692); Vegelin a.d. St.Gl., Bouchain 2 Mei en Douai Mei (St.Gl. 230); Hompesch aan Heinsius 4 Mei (Heins. arch. 1704); Feldzüge 114, 115"; id. Supplement ii£, 116, 117. 127

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 151