om zich bij het veldleger aan te sluiten zodra de betrokken stad door de bewegingen van het leger voldoende gedekt was. Deze zomer- garnizoenen waren evenals de winterkwartieren voor het overgrote deel in de Zuidelijke Nederlanden en Noord-Brabant gelegen. Op het gehele grondgebied der Zeven Provinciën vinden wij niet meer dan 6 bataljons en 2 eskadrons, namelijk een bataljon in Den Haag, een in Brielle en Hellevoetsluis, voorts in Gelderland, Overijssel, Utrecht en Zeeland elk een bataljon; een eskadron in Den Haag en een in Gelderland. Ook des winters lag er weinig garnizoen boven de grote rivieren; volgens de lijst 10 bataljons en 9 eskadrons, ongerekend het neutraliteitskorps van Amama van bataljons dat nog steeds in Overijssel (Deventer, Kampen, Zwolle) lag. In Aire, Bethune, St. Venant, Douai en Bouchain waren 12 bataljons en 22 eskadrons voor het veldleger beschikbaar, welke zo nodig konden uitrukken. In het in Februari gevormde kantonne- ment lagen 18 bataljons en 20 eskadrons. Na aftrek van deze drie categorieën resteren dus 89 bataljons en 148 eskadrons die zich, volgens de van 1 Maart dagtekenende disposities, op mars moesten begeven naar het rendez-vous. Achteraf kreeg echter de zaak een geheel ander aanzien, doordat door de loop der gebeurtenissen reeds 46 bataljons en 102 eska drons (die van het kantonnement inbegrepen) onder Albemarle verenigd waren in het kamp van Anchin. Over de wijze van samentrekking leren de disposities, dat dit, wat het gros der troepen aangaat, geschiedde in drie groepen ie De garnizoenen van Brabant met de aan de Demer gelegerde Hannoveranen. Deze moesten zich 14 April verenigd hebben bij Gaasbeek, om gezamenlijk naar Vezon (Zuidoostelijk van Doornik) te marcheren, waar zij de 18e moesten aankomen en nadere orders wachten. 2e De garnizoenen (Noordelijk) uit Vlaanderen. Zij moesten zich de 1 2e bij Gent verzamelen en de 18e nadere orders wachten te Baisieux, tussen Doornik en Rijssel. 3e De troepen van de Maas (Huy, Luik, Maastricht, Maaseyck, Venlo en Roermond). Deze moesten 7 April te Tongeren zijn, over Leuven en Brussel naar Gaasbeek, en vandaar te zamen met de troepen van Brabant naar het leger marcheren. Uit de genoemde data blijkt derhalve, dat na het tijdstip van verza meling de troepen van Brabant en Vlaanderen respectievelijk 4 en 6 dagen, die van de Maas 11 dagen onderweg waren om 'a portee' van het leger te zijn. Afzonderlijke orders ontvingen de garnizoenen der 129

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 153