grenssteden, die rechtstreeks naar het leger marcheerden. De Engelse
artillerie moest de i ie te Gent zijn en de 14e tezamen met de troe
pen afmarcheren; de Hollandse de 17e te Doornik en over Rijssel,
gezamenlijk met de artillerie aldaar, zich naar het leger begeven.
Met de troepen uit Vlaanderen marcheerden die uit de Noorde
lijke provinciën. Deze, ter sterkte van 7 bataljons, waarvan 2 uit
Leeuwarden, werden te water naar Gent vervoerd, waar zij dus de
12e aanwezig moesten zijn.
In het voorafgaande verhaal heeft men kunnen zien, dat de troe
pen van de Maas en van Brabant tijdig te Doornik aankwamen (de
Hannoveranen drie dagen later), doch dat de slechte weersomstan
digheden oorzaak waren, dat zij in plaats van de 19e eerst de 2^e of
26e April het leger bereikten. Evenzo waren de troepen uit
Vlaanderen - voornamelijk het korps van Lumley - tijdig te
Baisieux, waar zij voorlopig stationair bleven.
De 3^ eskadrons Pruisische cavalerie, die de 23e onder Natzmer
te Gent aankwamen, medegerekend, kan men dus zeggen dat na
genoeg 119 bataljons en 223- eskadrons ter beschikking waren om te
velde te trekken.
Het wachten was nu nog op de Keizerlijke en Paltsische troepen,
namelijk 12 bataljons en 61 eskadrons Keizerlijken, 4 bataljons en 6
eskadrons Paltsische troepen in Keizerlijke dienst en 4 bataljons
en 9 eskadrons Paltsische subsidietroepen van Engeland en de
Staat. Brood en foerage voor deze troepen zou verschaft worden
door de zorg der Staten, die deze zorg zoveel doenlijk op de Zuide
lijke Nederlanden afwentelden. De Keizerlijke troepen stonden
tijdens de mars onder de generaal Feltz, de Paltsische onder Vehlen.
Volgens de disposities werd er op gerekend dat de eerstaankomende
troepen 2 April, de laatste 2$ April bij Maastricht de Maas zouden
passeren. In werkelijkheid gingen de Keizerlijke troepen tussen 23
April en 8 Mei over de Rijn bij Bonn, Keulen en Neuss, terwijl de
Paltsische 8 Mei van Zons a.d. Rijn naar Brussel opbraken. De oor
zaak dezer aanzienlijke vertraging was onder anderen dat men ver
zuimd had de Keizerlijke troepen, die vanuit de Oostenrijkse erflan
den marsen van ongeveer twee maanden moesten maken, geldmidde
len voor hun onderhoud mede te geven, afgezien nog van andere
oorzaken en van storingen die zich onderweg voordeden. Dienten
gevolge werd het 18 Mei eer de voorste Keizerlijke troepen het
leger bereikten x).
x) Feldzüge XIV 116-119. De disposities voor de samentrekking der troepen, gedateerd 1 Maart
171 2, aldaar in 'Anhang' p. 399-405. Lijst der zomergarnizoenen id. p. 405-407; idem in R.v.St.
699 (gedat. 1 Mei).
I30