keizer, nog weinig te zeggen, daar alles afhing van de houding en positie van de vijand. Het voornemen was de Schelde over te trek ken. Bestond er daarna kans op slag leveren dan zou men dit zeker niet nalaten; zou het op een beleg uitlopen, dan zou dit Quesnoy moeten zijn. Tot nog toe had gebrek aan foerage aan operaties in de weg gestaan; de grootste voorraad was nog onderweg, en eerst de 16e was een convooi te Rijssel aangekomen. Bovendien was het transport van Douai naar Bouchain nog niet voltooid. Merkwaardig, dat de geallieerden, na zoveel moeite om de voorziening der Franse magazijnen te verhinderen, nu zelf te kort kwamen. De reden hiervan zal vermoedelijk in het feit hebben gelegen, dat sedert begin April een sterke cavaleriemacht op de magazijnen had geteerd. De Fransen hadden juist om hun magazijnen te sparen hun cavalerie tot het laatste toe meer achterwaarts gehouden. De voorsprong, die het bezit der waterwegen en het verbranden van het magazijn van Arras verschafte, ging op deze wijze weer grotendeels teniet. Ook de maand vertraging in het te velde komen werkte ongetwijfeld in dezelfde richting. De honderd eskadrons van het kamp van Anchin hadden tenslotte weinig kunnen uitrichten, en hun verblijf aldaar had ten gevolge, dat op het einde der maand de toestand van het paardenmateriaal precair genoemd mocht worden1). De krijgsverrichtingen bepaalden zich tot nog toe tot verken ningsactiviteit, voornamelijk in de vlakte ten Zuiden van Bouchain, door de cavalerie van het detachement van Fagel2). Intussen blijkt, dat de aanvoerlijn der geallieerden van Douai verlegd werd naar Marchiennes, en van Bouchain naar het Ooste lijker gelegen Denain. De 2 2e althans was Yvoy doende een re- tranchement te maken bij Beaurepaire tegenover Marchiennes, met het voornemen een dergelijk retranchement op te werpen te Denain en beide door twee parallel lopende linies te verenigen, ter beveiliging van de convooien. Toen tegen de 2 je de belegerings artillerie van Gent te Doornik was aangekomen, tegelijk met de laatste der verwachte troepen, konden de operaties een aanvang nemen. De eerste mars was bepaald op de 26e Mei3). Aan Franse zijde had een eerste versterking der troepen aan de grens reeds half Maart plaats gehad, als reactie op de aanslagen op Feldzüge, Supplement p. 124. 2) Fagel aan Heinsius, kamp van Lieu St. Amand 12, 16, 19 Mei 1712 (Heins. arch. 1692). 3) De reden van de in haar gevolgen belangrijke verlegging van de aanvoerlijn wordt in de stukken niet genoemd. Deze zal gezocht moeten worden in de kortere weg en betere beveiliging tegen aan slagen over de Sensette. De weg van Marchiennes naar Denain noemden de geallieerden, volgens Franse bron, overmoedig 'le grand chemin de Paris'een tegenhanger van de 'Non plus ultra'- linies van Villars (M. Sautai, La manoeuvre de Denain p. 216). 133

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 157