gewaarschuwd als hij reeds was door de van de zijde der tegenpartij
gehouden verkenningen. Nog de 24e had de maarschalk tussen
Schelde en Celle laten verkennen op de mogelijkheid van het op
werpen van een linie die het bruggehoofd van Avène-le-Sec zou
kunnen afsluiten; in het geheel open terrein bleek hiervan echter
geen sprake te kunnen zijn. De 2 ge ontving hij bericht dat de ge
allieerden hun grote bagage hadden opgeladen, en bruggen over de
Schelde hadden geslagen. In een en ander vond hij aanleiding zijn
infanterie van uit Arras en omstreken naar de Marquion te doen
oprukken en zijn hoofdkwartier van Oisy naar Cambrai te verplaat
sen, en de 26e bezette hij, als antwoord op de mars der tegenpartij
een langgerekte stelling achter de Schelde en Sensette, van Palluel
over Paillencourt tot nabij Vaucelles. Ongeveer dezelfde positie
dus als tijdens het beleg van Bouchain, maar nu meer naar het Zuiden
verlengd. Een reservekorps onder Coigny kwam bij Honnecourt
op de uiterste rechter-, een tweede onder Brogue bij l'Ecluse op de
linkervleugel. Villars koos zijn hoofdkwartier te Noyelles-sur-
1 Escaut, Montesquiou te Cantaing, een weinig Noordwestelijk
vandaar 1 j.
De sterkte van het Franse veldleger bedroeg 130 bataljons en
2gG eskadrons, met inbegrip van 9 Keulse eskadrons welke nog
onderweg waren en voorlopig op Guise en St. Quentin werden
gedirigeerd. De bondgenoten hadden dus met 146 bataljons en 299
eskadrons een niet onbeduidende overmacht, vooral aan cavalerie.
De vooruitzichten in geval van een veldslag waren dus zeker niet
ongunstig. De vraag was echter, of men hierbij ook op de Engelsen
zou kunnen rekenen. Albemarle schreef reeds 11 Mei aan de
raadpensionaris, dat de Britse officieren elk ogenblik het sluiten
van de vrede verwachtten, en orders 'pour ne plus faire la guerre'
Hij wist zelfs te berichten, dat Strafford aan een der Engelse
generaals had geschreven 'que la paix estoit faite, mais qu'il faudra
faire la guerre pour peu de semaines'. Soortgelijke inlichtingen had
ongetwijfeld ook Eugenius. Deze toch bezat een vertrouwensman
in de onmiddellijke omgeving van Ormond; hoewel deze zegsman
nergens met name wordt genoemd is het bijna zeker dat wij hier
met Cadogan te doen hebben, die onder zijn nieuwe chef ijverig
de politiek van Marlborough en van de Whigs, van wie hij een
overtuigd aanhanger was, voortzette 2).
Hoe het zij, de 27e bezat Eugenius de wetenschap, dat Ormond
per koerier een brief uit Engeland had ontvangen. 'Er sagt zwar
b Pelet XI-39.
2) Albemarle aan Heinsius, Doornik 11 en ig Mei l.c.
137