deze te verzoeken alsnog mede te ageren of althans een belegering te dekken en 'de gemeene (dit is op gemeenschappelijke soldij staande) trouppes naar proportie te laten contribueren'voorts dienden zij met Eugenius te overleggen wat verder te doen stond. Tevens werd besloten in overleg te treden met de Keizerlijke ministers nopens de nieuw ingetreden situatie, en order gezonden aan de gevolmachtigden op het Utrechtse congres om met de bisschop van Bristol (Strafford, de andere vertegenwoordiger, was naar Engeland vertrokken) in gesprek te treden. De 3e werd vervolgens besloten een 'extraordinaris deputatie' naar het leger te zenden om met Eugenius en de Gedeputeerden nogmaals alle 'devoiren' bij Ormond aan te wenden en verder met concert' van Eugenius, de Gedeputeerden en de generaals alle nodige en mogelijke maatregelen te nemen welke de toestand vereiste1). De 4e kweten de Gedeputeerden te velde zich van de hun 1 Juni gegeven opdracht om met Ormond, zoals Eugenius het uitdrukt, 'scharf zu sprechen, und selbem schriftlich und mündlich starke Vorstellungen zu machen'. De inhoud van hun geharnast vertoog legden zij in een brief neer, welke men in de bijlagen aantreft. (Zie bijlage 12). Zij kregen althans zoveel gedaan dat Ormond, in afwachting van brieven uit Engeland, er in toestemde, dat zijn troepen als dekkingsleger zouden dienst doen bij een beleg van Quesnoy, waartoe dus in beginsel reeds was besloten. Alleen ver zocht hij de mars daarheen nog tot de 7e uit te stellen 2). De 6e hield Eugenius, te zamen met Ormond, revue over de eerste linie infanterie van zijn leger. De toestand der troepen was zeer bevredigend; de Keizerlijke en nagenoeg alle Hessische batal jons telden boven de 600 man in rij en gelid, en ook de nationale Staatse troepen, waarover Fagel het bevel voerde, waren 'vrij compleet en in seer schoone staat'. Nog dezelfde avond werden de beschikkingen voor het beleg gemaakt. De 7e namen beide legers hun nieuwe posities in, namelijk achter de Celle, die over een afstand van 2 c; km bezet werd van Noyelles tot Cateau—Cambresis, met de hoofdkwartieren van Eugenius en Ormond respectievelijk te Haspre en Cateau-Cam- bresis. Een detachement van 30 bataljons en 20 eskadrons onder bevel van Fagel sloot de 8e de stad in. Deze troepen waren deels uit het leger van Eugenius, deels uit de op gemeenschappelijke soldij staande troepen van Ormond genomen3). Seer. Res. St.Gl. 31 Mei, 1 en 3 Juni (St.Gl. 23^7). 2) Ged. te velde aan Ormond 4 Juni (St.Gl. 8230). Zie bijlage 12. Feldzüge, Supplement p. 136 vlg. 3) Ged. te velde a.d. St.Gl. 6 Juni l.c. I4I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 165