welke Ormond de 8e zijn demissie had gevraagd. Inderdaad schreef
hij omstreeks deze tijd aan St. John
'You may guesse how uneasy a situation I am in; and if there be no
prospect of action, I do not see of what use I am here; and if it
suit with her Majesty's service, I should be glad I might have leave
to return to England'. Het behoeft echter nauwelijks gezegd, dat
Bolingbroke op deze suggestie niet inging1).
Het deelnemen van Ormond aan het dekken van het beleg
van Quesnoy was, gelijk men zich kan voorstellen, weinig naar de
zin van Villars. Deze vormde plannen tot het ontzet van de vesting,
doch de koning wilde zijn toestemming slechts geven indien de
maarschalk kans zag tot een aanval op het leger van Eugenius zonder
tevens met Ormonds troepen slaags te raken. De wapenschorsing
tussen Villars en Ormond diende in elk geval bestendigd te
blijven. Het Franse legerhoofd zag geen mogelijkheid op deze
wijze enig succes te behalen. Hij beschouwde het echter als een
inbreuk op de afspraken, dat Ormond enige bataljons en eskadrons
van zijn leger aan het insluitingskorps van Fagel had afgestaan, en
beklaagde zich hierover. De Britse generaal antwoordde 11 Juni dat
hij niet aan het afstaan van enige troepen ten behoeve van het beleg
had kunnen ontkomen, doch dat dit troepen waren in soldij van de
Staat, en geen enkele in dienst van de koningin. Hij verzweeg dat
de meeste op gemeenschappelijke soldij van de beide mogendheden
stonden. Villars was met dit antwoord weinig tevreden, en ver
langde te weten of Ormond, indien hij, volgens de order welke hij
van de koning had, het leger van Eugenius zou aanvallen, deze zou
bijstaan. Thans luidde het antwoord ondubbelzinnig dat dit inderdaad
het geval zou zijn, hoewel hij hoopte dat de maarschalk hem hiertoe
niet zou noodzaken, daar het nog slechts ging om een uitstel van
enkele dagen, totdat 'La grande affaire' haar beslag zou hebben ge
kregen. De koning en Villars achtten het in deze omstandigheden
beter van pogingen tot ontzet van de belegerde veste af te zien 2).
Nog van andere zijde was verzet gerezen tegen het beleg. De
Staten-Generaal hadden, blijkens hun resolutie van 7 Juni, ernstige
bedenkingen ertegen, ook al had Ormond toegezegd, het met zijn
leger te zullen helpen dekken. Zij verlangden, dat deze een deel van
zijn troepen voor bet beleg zou laten gebruiken, en de Gedeputeer
den kregen order, alleen onder deze voorwaarde in het beleg toe
te stemmen. Tevens werden de extraordinaris Gedeputeerden,
Feldzüge, Supplement p. 139. Albemarle aan Heinsius 6 en 16 Juni I.e., Hop aan Heinsius
13 Juni (Heins. arch. 1707). Churchill II-947.
2) Pelet 462, 463; Feldzüge, Supplement p. 14^.
143