volgens hun opdracht een onderhoud met Ormond hadden gehad en de generaals van de Staat hadden geraadpleegd. Van Ormond kretg zowel Hop als Van Welderen de beste indruk: de politiek en de orders van Bolingbroke stieten hem zeer tegen de borst; hij bleek alleszins geporteerd voor de zaak der geallieerden en in het bijzonder voor de Staat, en wilde aan hun wensen tegemoet komen zover als zijn orders slechts enigszins gedoogden. De volgende dag (14 Juni) werd het advies ingenomen van Tilly en de voornaamste generaals van de Staat. Allen waren van opinie dat het beleg 'militairlijk gesproken' ten zeerste gewenst was; alleen wat de politieke consideratiën betreft schenen sommigen te twijfelenzij lieten deze aan de Gedeputeerden over. Tilly en Fagel waren zonder voorbehoud voor het beleg, en nadat nogmaals feite lijk ten overvloede - de opinie van Eugenius was gevraagd werd nog dezelfde dag definitief tot het voortzetten der belegering besloten1). Alvorens het verhaal ervan te doen moeten wij echter nog voor een ander wapenfeit de aandacht vragen. DE RAID VAN GROVESTINS Onder alle ruitertochten, die in deze langdurige oorlog hebben plaats gehad en het zijn er nogal enige verdient die, waaraan de naam verbonden is van de generaal-majoor Frederik Baron Sirtema van Grovestins, in de stukken kortweg Grovestins genoemd, in het bijzonder te worden vermeld. Het geldt hier dan ook een wapenfeit, dat in de krijgsgeschiedenis met recht beroemd is gebleven, en dat met name in de annalen der Nederlandse cavalerie een eervolle plaats inneemt 2). *4-5 HOOFDSTUK VI (Zie schets nr Ged. te velde aan Fagel, 13 en 16 Juni 171 2 (St.Gl. 8230). Feldzüge, Supplement p. 148. 2) De raid van Grovestins is met gebruikmaking van alle beschikbare onuitgegeven en uitgegeven bronnen beschreven door Prim Berland, 'professeur' te Auxerre, in 1939. De voornaamste, althans uitvoerigste bron is het journaal van Hendrik Messer, die als 'ecuyer aide-de-camp'd.i. adjudant pikeur, aan de tocht deelnam. Op dit eerst in 1870 te Metz uitgegeven journaal gaan een aantal Nederlandse bewerkingen terug, n.l. die welke men vindt in: 'Nieuwe algemeene vaderlandsche letteroefeningen', 3e Dl, 2e St., Amsterdam 1788; Almanak der Kon. Mil. Acad, te Breda 1830; 'De vrije Fries', Leeuwarden 185:0; Bijdr. en Med. H. G. 7e Dl. Utrecht 1884; Magazijn van Militaire Wetenschappen 1793, p. 61 vlg. (Kon. Bibliotheek). Verdere beschrijvingen bevinden zich in hs. in het Alg. Rijksarchief, de Kon. Bibliotheek en het Rijksarchief te Leeuwarden. Het eigen verslag van Grovestins bevindt zich in een brief aan Fagel van 13 Juli 171 2 uit Aken, in Mil. Spectator, Breda 185-1. De laatste beschrijving van Nederlandse zijde is die van de kolonel C. C. De Gelder: 'Een raid der Staatsche cavalerie in 171 2', in het Cavaleristisch Tijdschrift 1929 (p. 169-189).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 169