der operatiën geen sprake was, dat de geallieerden met of zonder Engeland tot een scherpe voortzetting van de krijg waren besloten, en dat men de zwakke plekken in de Franse wapenrusting kende. Onder de huidige omstandigheden was een tocht als thans was ontworpen hiertoe het enige, maar ook zeer geëigende middel. Mogen ook de geldmiddelen een rol gespeeld hebben, het zou verkeerd zijn de voornaamste oorzaak van deze tocht op financiëel gebied te zoeken. Het blijkt dat de oorspronkelijke disposities voor de tocht, welke reeds van 2 Juni dateren, van verdere strekking waren dan de later uitgevoerde. De operatie dacht men zich in tweeën gesplitst. De hoofdtroep, ter sterkte van 1200 ruiters, zou boven Guise de Oise passeren en over Crecy en Pontavert op Reims af marcheren, blijk baar om schrik te verspreiden; van het innemen der stad wordt althans niet gesproken. Verder zou men over Rethel en Pont a Mousson marcheren, zich onderweg met het nevendetachement verenigen en terugkeren naar Huy of Maastricht. Onderweg moesten gijzelaars worden meegenomen en overal waar geen contributie werd betaald moest paniek worden veroorzaakt. Het kleinste detachement bestond uit po huzaren en zou, de Oise bij Pont St. Maxence passerende, tot zo dicht mogelijk bij Parijs doordringen, vervolgens Zuidelijk van Reims door Champagne marcheren, zich over Rethel en Pont a Mousson bij de hoofdtroep aansluiten en gezamenlijk met deze terugkeren. Men ziet dat het hoofddoel was zoveel doenlijk schrik en wanorde verspreiden en aldus indruk maken in Frankrijk en geheel Europa 1). De reden waarom het plan gewijzigd is is niet bekendhet ligt echter voor de hand te denken aan het korps van Coigny te Ribemont, waarvan men de 2e misschien nog onkundig was. De samenstelling van het detachement vindt men in bijlage 13 2). De sterkte van 1700 met de officieren ruim 1800 paarden was zodanig dat niet te sterke weerstanden konden worden over wonnen terwijl tevens handelbaarheid, gemakkelijke verplaatsbaar heid, legering en verpleging waren gewaarborgd. Zoals men ziet vormde de lichte ruiterij huzaren en dragonders de meerder heid. Alle onderdelen waren keurtroepen, die zich bij vorige gelegenheden roemrijk hadden onderscheiden. Nationale troepen zijn de drie cavalerieafdelingen, de karabiniers van Albemarle en de dragonders van Dopf en van Willem van Hessen-Kassel. Zeer sterk was de encadrering met officieren; bovendien volgde 148 x) Berland p. 26, 27. 2) Berland p. 22, naar het verslag van Grovestins in Mil. Speet. 1851.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 172